Zoekvragen stellen met behulp van AI2025-03-11T15:18:37+01:00

AI als hulpmiddel bij het zoeken

De Praktizijn is zeer geïnteresseerd in de assistentie die AI (Artificial Intelligence of kunstmatige intelligentie) kan geven bij het zoeken naar juridische informatie. Onze informatiespecialisten experimenteren sinds september 2023 met het stellen van tien telkens dezelfde casusvragen aan zogenoemde large language models (LLM’s).

Vanaf september 2023 hebben we de vragen gesteld aan de gratis versie van ChatGPT 3.5 en de betaalde versie ChatGPT 4. Vanaf augustus 2024 stellen we de vragen aan ChatGPT 4o, ChatGPT 40 mini, Claude en Gemini, vanaf januari 2025 ook aan DeepSeek en vanaf februari aan Qwen. Tussentijds hebben we de prompts (de zoekopdrachten) enigszins verfijnd om tot betere resultaten te kunnen komen.

Opzet onderzoek

De Praktizijn beantwoordt dagelijks informatievragen van leden. De vragen komen uit diverse rechtsgebieden en speciaal voor dit onderzoek is een set opgesteld van tien zoekvragen. De vragen worden voorgelegd aan beide ChatGPT-versies om te beoordelen of de systemen iets toevoegen aan de eigen zoekacties. Om er achter te komen of er progressie zit in de beantwoording van zoekvragen worden de vragen maandelijks aan beide systemen voorgelegd. Andere aspecten van AI zoals teksten samenvatten of opstellen vallen buiten onze competentie en we willen hier dan ook geen oordeel over vellen.

Conclusies

In het algemeen zijn we ontevreden over de beantwoording door de LLM’s en we kunnen het gebruik ervan als serieuze zoekmachine beslist afraden:

  • Slechts in beperkt aantal gevallen geven de systemen een correct en volledig antwoord.
  • De antwoorden kunnen per keer dat de vraag wordt gesteld variëren.
  • De systemen raadplegen slechts in beperkte mate openbare bronnen en bijvoorbeeld www.rechtspraak.nl en www.overheid.nl worden niet doorzocht maar ook de openbare catalogus van de Praktizijn niet. Anders dan Google doorzoeken de LLM’s ook niet de online beschikbare samenvattingen van betaalde uitgeverscontent.
  • Daar komt bij dat de systemen “hallucineren” en met volstrekt uit de lucht gegrepen antwoorden kunnen komen.
  • De LLM’s doen niet aan bronvermelding.
  • Kortom: LLM’s kunnen een aardig hulpmiddel zijn voor de advocaat die hooguit op zoek is naar aanvullende, nog te verifiëren informatie.

U kunt maandelijks met ons meelezen. Voor uw op- of aanmerkingen houden we ons aanbevolen.

Nieuwe casusvraag: Zien de inspannings- en aanzegverplichting uit het arrest Max-Planck conform het Nederlandse arbeidsrecht ook op vakantie die is opgebouwd tijdens het jaar waarin langdurig ziekteverlof is ontstaan? Waar is het antwoord op gebaseerd? Het antwoord is bedoeld voor juristen

Oude casusvraag: Zien de inspannings- en aanzegverplichting uit het arrest Max-Planck ook op vakantie die is opgebouwd tijdens het jaar waarin langdurig ziekteverlof is ontstaan?

Ons antwoord:
In ArbeidsRecht 2023, 8/9 wordt in een artikel van J.R. Vos het volgende gezegd: ‘Op 22 september 2022 wees het Hof van Justitie het arrest Fraport. Het oordeelde dat de inspannings- en aanzegverplichting uit het arrest Max-Planck ook zien op vakantie die is opgebouwd tijdens het jaar waarin langdurig ziekteverlof is ontstaan.’

2025
februari
januari

2024
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari

2023
december
november
oktober
september

Nieuwe casusvraag: Hoe specifiek mag de Nederlandse bestuursrechter in tussenuitspraken aanwijzingen geven aan een arts-adviseur van het bestuur? Wat is de grondslag hiervoor? Het antwoord is bedoeld voor een jurist.

Oude casusvraag: Hoe specifiek mag de bestuursrechter in tussenuitspraken aanwijzingen geven aan een arts-adviseur van het bestuur?

Ons antwoord:
Prof. mr. A.C. Hendriks heeft onderzoek gedaan (NTB 2022/304) naar in hoeverre de bestuursrechter in tussenuitspraken specifieke aanwijzingen geeft aan een arts-adviseur van het bestuur, meer in het bijzonder van het UWV.
Geconstateerd is dat de wetsgeschiedenis over de aanwijzingsbevoegdheid in art. 8:80a lid 2 Awb beperkt is. Er lijkt op basis van de parlementaire geschiedenis en jurisprudentie aarzeling te bestaan om deze bevoegdheid ruim uit te leggen.
Uit de door Hendriks bestudeerde uitspraken volgt dat de bestuursrechter steeds specifiekere aanwijzingen formuleert richting het UWV om zo nodig een nieuw medisch onderzoek te verrichten. Dat gebeurt in het bijzonder de afgelopen jaren, waarbij deze aanwijzingen ook instructies bevatten voor de (verzekerings)artsen van het UWV.
Los van de vraag dat we ons kunnen afvragen of het aan de bestuursrechter is om aldus op de stoel van het bestuur te gaan zitten, miskent de bestuursrechter volgens Hendriks met deze specifieke aanwijzingen de professionele autonomie en tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid van (verzekerings)artsen. Sterker, de bestuursrechter gaat aldus op de stoel zitten van de arts. Hendriks geeft aan dat dit niet de bedoeling is geweest van de bevoegdheid om aanwijzingen te geven.
Les uit dit alles is dat de bestuursrechter bij het geven van aanwijzingen op grond van art. 8:80a Awb zijn eigen bevoegdheden en beperkingen moet onderkennen. Aanwijzingen zijn er om te komen tot finale geschilbeslechting. Dit mooie doel rechtvaardigt niet dat de bestuursrechter via specifieke inhoudelijke aanwijzingen zich taken toe-eigent die niet aan hem zijn.

2025
februari
januari

2024
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari

2023
december
november
oktober
september

Nieuwe casusvraag: Valt de wens om een gezin te stichten onder de reikwijdte van artikel 8 EVRM? Waar is dit op gebaseerd? Het antwoord is bedoeld voor juristen.

Oude casusvraag: Valt de wens om een gezin te stichten onder de reikwijdte van artikel 8 EVRM?

Ons antwoord:
In een artikel uit FJR 2023/3 genaamd ‘‘De meerderjarigheidsgrens gepasseerd: kunt u nog worden geadopteerd?’ wordt het volgende gezegd: ‘De wens om een gezin te stichten valt namelijk niet onder de reikwijdte van artikel 8 EVRM. Dit beschermt alleen gezinsleven dat al bestaat.’ ( EHRM 26 februari 2002, nr. 36515/97 (Fretté t. Frankrijk) Volgens het EHRM is het echter niet uitgesloten dat een Staat onder bepaalde omstandigheden toch een positieve verplichting heeft om de vorming en ontwikkeling van familiebanden toe te staan.(EHRM 27 april 2010, nr. 16318/07 (Moretti en Benedetti t. Italië). Met dit oordeel lijkt het EHRM de deur voorzichtig op een kier te hebben gezet, al blijft wel onduidelijk of het EHRM de vorming van feitelijke of juridische familiebanden bedoelde.

2025
februari
januari

2024
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari

2023
december
november
oktober
september

Casus: Wat was op 31 december 2014 de wettelijke strafmaximum voor art. 420bis, 420ter en 420quater Sr?

Ons antwoord:

  • Art. 420bis Sr: Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie
  • Art. 420ter Sr: Hij die van het plegen van witwassen een gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
  • Art. 420quater Sr: Als schuldig aan schuldwitwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie.

2025
februari
januari

2024
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari

2023
december
november
oktober
september

Nieuwe casusvraag: Hoe ruim is het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT)? Waar wordt dit op gebaseerd? Het antwoord is bedoeld voor juristen.

Oude casusrvaag: Hoe ruim is het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT)?

Ons antwoord:
Bij toepassing van het normvereiste van de PPT wordt onderscheid gemaakt tussen rule shopping en treaty shopping. Bij rule shopping is de onduidelijkheid omtrent doel en strekking van de verschillende specifieke bepalingen een complicerende factor, waardoor de tegenbewijsregeling beperkt toepasbaar lijkt. Ook dient het meer algemene doel van belastingverdragen in dergelijke casussen indirect in aanmerking te worden genomen. Bij treaty shopping lijkt het normvereiste in het geheel geen uitkomst te bieden, aangezien belastingverdragen erop zijn gericht om geen belastingontwijking mogelijk te maken. Al met al lijkt het normvereiste — behoudens situaties met voldoende economische substance — een beperkte en daarmee weinig effectieve tegenbewijsregeling. Dat maakt de potentiële invloed van de PPT des te groter. (WFR 2022/206: De PPT en het normvereiste).

2025
februari
januari

2024
december 
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari

2023
december
november
oktober
september

Nieuwe casusvraag: Biedt het ondernemingsbegrip in het Nederlandse ondernemingsrecht, als economische eenheid, op zichzelf grondslag voor toerekening van aansprakelijkheid voor inbreukmakend gedrag van een bepaalde entiteit aan een of meer andere entiteiten binnen eenzelfde concern? En wat is de grondslag voor die toerekening van aansprakelijkheid? Het antwoord is bedoeld voor juristen.

Oude casusvraag: Biedt het ondernemingsbegrip, als economische eenheid, op zichzelf grondslag voor toerekening van aansprakelijkheid voor inbreukmakend gedrag van een bepaalde entiteit aan een of meer andere entiteiten binnen eenzelfde concern?

Ons antwoord:
De grondslag voor (toerekening van) aansprakelijkheid voor inbreukmakend gedrag van een bepaalde entiteit aan een of meerdere entiteiten binnen eenzelfde concern is met het Sumal-arrest verder uitgekristalliseerd. Het bestaan van een economische eenheid lijkt de grondslag voor aansprakelijkheid te vormen. Aan de hand van het functionele karakter en de contextuele invulling van dit begrip kan de toerekening van aansprakelijkheid niet alleen ‘naar boven,’ maar in geval van een concreet verband tussen de economische activiteit van een andere concernentiteit en het voorwerp van de inbreuk waarvoor de moedermaatschappij aansprakelijk is gesteld, ook ‘naar beneden’ en mogelijk tevens in andere richtingen plaatsvinden. (Ondernemingsrecht 2021/109: Aansprakelijkheid voor kartelschade: zijn dochterentiteiten het kind van de (toe)rekening?)

2025
februari
januari

2024
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari

2023
december
november
oktober
september

Nieuwe casusvraag: Heeft de verhuurder, wiens algemene voorwaarden een ‘oneerlijk’ rentebeding bevatten, op grond van het Nederlandse recht wel aanspraak op de wettelijke rente? Wat is hiervoor de grondslag? Het antwoord is bedoeld voor juristen.

Oude casusvraag: Heeft de verhuurder, wiens algemene voorwaarden een ‘oneerlijk’ rentebeding bevatten, wel aanspraak op de wettelijke rente?

Ons antwoord:
In een arrest van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) heeft het HvJ EU op deze vraag antwoord gegeven. Dat antwoord luidt:

“Richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat een verkoper die – in die hoedanigheid – de consument een beding heeft opgelegd dat door de nationale rechter oneerlijk is verklaard en dus is vernietigd, wanneer de overeenkomst zonder dat beding kan voortbestaan, geen aanspraak kan maken op de in een bepaling van aanvullend nationaal recht vastgestelde wettelijke schadevergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest.”

Kort samengevat kan uit bovengenoemd arrest worden geconcludeerd dat, indien een beding oneerlijk wordt bevonden waardoor geen aanspraak bestaat op nakoming daarvan, (ook) geen aanspraak bestaat op (vervangende) wettelijke schadevergoeding.

2025
februari
januari

2024
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari

2023
december
november
oktober
september

Nieuwe casusvraag: Waar moet de notaris, conform het Nederlandse erfrecht, rekening mee houden bij het beoordelen van de wilsbekwaamheid van een testateur op een sterfbed? Waar wordt dit op gebaseerd? Het antwoord is bedoeld voor een jurist.

Oude casusvraag: Waar moet de notaris rekening mee houden bij het beoordelen van de wilsbekwaamheid van een testateur op een sterfbed?

Ons antwoord:
(Tijdschrift Erfrecht 2022, afl. 6: Aandachtspunten voor de beoordeling van wilsbekwaamheid van een testateur op het sterfbed)

Het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening wordt tot uitgangspunt genomen. Hier zijn echter geen specifieke handvatten of criteria opgenomen voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de terminale testateur.

Er moet allereerst rekening mee worden gehouden dat de notaris een testateur aantreft wiens cognitieve functies zijn verstoord. Maar ook dat sterke gevoelens aanwezig kunnen zijn, die de beslisvaardigheid van de testateur in de weg staan. Verder moet er rekening mee worden gehouden dat het initiatief voor het maken van een testament van anderen kan komen. De terminale patiënt kan al snel een kwetsbare persoon blijken te zijn, die onder de dwingende invloed van derden diens wil niet zelfstandig kan vormen.

De notaris probeert zich verder een beeld te vormen van de complexiteit van de (familie)relaties van de testateur, diens vermogen en diens situatie. Als er tijd en gelegenheid is, neemt de notaris het eventuele eerdere testament van de testateur erbij om te beoordelen of de ­testateur op het sterfbed ingrijpende wijzigingen wil aanbrengen. Uiteraard beoordeelt de notaris ook de complexiteit van de regeling die nodig is om hetgeen de sterfbedtestateur wenst naar een uiterste wil te vertalen.

Als er geen sprake kan zijn van een regulier medisch (en/of psychologisch) onderzoek naar de wilsbekwaamheid, kan de notaris altijd proberen informatie te vragen bij de huisarts of het afdelingshoofd van het ziekenhuis waar de testateur is opgenomen. De notaris vraagt dan welke medicatie wordt gebruikt, of er sprake is van heldere momenten, en wat de spoedeisendheid van het passeren is. Er moet daarbij wel rekening worden gehouden met het gegeven dat het artsen en verpleegkundigen vanwege beroepsregels mogelijk niet vrijstaat om op alle vragen een antwoord te geven.

2025
februari
januari

2024
december
november
oktober

september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari

2023
december
november
oktober
september

Nieuwe casusvraag: Is het overeenkomen van een opzegtermijn, conform het Nederlandse verbintenissenrecht,  in een overeenkomst tot kinderopvang met een consument mogelijk? Op grond waarvan is dit eventueel mogelijk? Het antwoord is bedoeld voor een jurist.

Oude casusvraag: Is het overeenkomen van een opzegtermijn in een overeenkomst tot kinderopvang met een consument mogelijk?

Ons antwoord:
Het overeenkomen van een opzegtermijn in een overeenkomst tot kinderopvang met een consument is mogelijk, zij het dat deze in beginsel is gemaximeerd tot één maand. (Bb 2023/21: Opzegrechten voor de consument: met of zonder opzegtermijn?)

2025
februari
januari

2024
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari

2023
december
november
oktober
september

Nieuwe casusvraag: Geldt in het Nederlandse strafrecht de door de Hoge Raad ontwikkelde regel over het ontnemen van voordeel na een veroordeling wegens witwassen, als er een abstracte berekeningsmethode is gehanteerd? Wat is de grondslag voor die regel? Het antwoord is bedoeld voor juristen.

Oude casusvraag: Geldt de door de Hoge Raad ontwikkelde regel over het ontnemen van voordeel na een veroordeling wegens witwassen, als een abstracte berekeningsmethode is gehanteerd?

Ons antwoord:
Mr. dr. F.C.W. de Graaf heeft dit onderzocht (Sancties 2020/15). Uit haar onderzoek is gebleken dat de door de Hoge Raad gecreëerde motiveringsverplichting alleen bestaat als de rechter voordeel ontneemt uit het bewezen verklaarde witwassen, of hij nu een concrete of abstracte berekeningsmethode hanteert. Als de rechter (al dan niet expliciet) toepassing geeft aan het derde lid van artikel 36e Sr, bestaat die motiveringsverplichting niet. Uiteraard moet dan wel aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 36e, derde lid, Sr zijn voldaan. Daarnaast moet de ontnemingsrechter er ook dan voor waken dat hij niet méér voordeel ontneemt dan de betrokkene daadwerkelijk heeft verkregen.

2025
februari
januari

2024
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari

2023
december
november
oktober
september

30% korting op Tekst & Commentaar voor sociaal advocaten

Informatieleverancier Wolters Kluwer heeft een unieke aanbieding voor sociaal advocaten. Advocaten die deelnemen aan het Praktizijnsproject ter ondersteuning van de sociale advocatuur en/of lid zijn van de VSAN kunnen gebruik maken van een korting van 30% op de prijs van een individueel Tekst & Commentaardeel, Lees meer

9 juli | 2024|
Advertentie

 

Ga naar de bovenkant