Belastingrecht
De resultaten van juni 2025
Waardering ChatGPT 4o
Waardering ChatGPT 4.1 mini
Waardering Claude
Waardering Gemini
Waardering Deepseek
Waardering Qwen
Casus
De Principal Purpose Test (PPT) is een instrument dat wordt gebruikt in het internationaal belastingrecht om belastingontwijking tegen te gaan, bijvoorbeeld in het kader van het multilaterale BEPS-actieplan van de OESO en het MLI-verdrag. De norm rondom het vereiste van de ‘hoofd- of voornaamste doelstelling’ (principal purpose) is hierbij van belang.
Het antwoord van ChatGPT 4o
Het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT) is ruim geformuleerd, maar de toets vereist een voldoende objectieve onderbouwing dat het verkrijgen van een verdragstoepassing één van de voornaamste doelen van de constructie of transactie was. De beoordeling is feitelijk en holistisch, en wordt gebaseerd op zowel subjectieve motieven als objectieve omstandigheden van de structuur.
Grondslag: PPT in het multilateraal instrument (MLI)
De PPT is neergelegd in artikel 7, lid 1 van het Multilateraal Instrument (MLI) (OESO-BEPS actiepunt 6), dat luidt:
“A benefit under a Covered Tax Agreement shall not be granted if it is reasonable to conclude, having regard to all relevant facts and circumstances, that obtaining that benefit was one of the principal purposes of any arrangement or transaction […], unless it is established that granting that benefit would be in accordance with the object and purpose of the relevant provisions of the Covered Tax Agreement.”
⚖️ Interpretatie en normvereiste
- “Reasonable to conclude” – lage toetsingsdrempel
- Deze formulering impliceert dat het niet onomstotelijk bewezen hoeft te worden, maar dat er een redelijke conclusie kan worden getrokken op basis van de feiten en omstandigheden.
- De drempel ligt dus lager dan bij bewijzen van fraude, maar ook niet zo laag dat elke structuur met neveneffecten wordt uitgesloten.
- “One of the principal purposes” – ruim maar niet absoluut
- Het gaat niet om het enige of doorslaggevende doel, maar om één van de voornaamste doelen.
- Dit impliceert dat een verdragstoepassing ook geweigerd kan worden als deze slechts mede is ingegeven door fiscale motieven.
Belangrijk: Er moet wel een wezenlijk fiscaal doel zijn – puur commerciële motieven of marginale fiscale voordelen voldoen doorgaans niet aan het PPT-criterium.
- Holistische beoordeling
- De OESO en nationale rechters benadrukken een allesomvattende beoordeling, waarin ook gekeken wordt naar: Economische realiteit; Zakelijke redenen voor de structuur; De mate van substance; Inpassing in reguliere bedrijfsvoering.
Bronnen van interpretatie
- OESO 2017, Commentary on the PPT (onderdeel van het OESO-modelverdrag): geeft richting aan toepassing en benadrukt het belang van case-by-case assessment.
- MLI Explanatory Statement: bevestigt de ruime interpretatie van “principal purposes” en legt nadruk op misbruikbestrijding zonder afbreuk aan legitieme structuren.
- Nationale jurisprudentie: in Nederland nog beperkt, maar er wordt reeds aansluiting gezocht bij de OESO-commentaren en misbruiktoetsen zoals bij fraus legis.
Vergelijking met fraus legis en andere antimisbruikmaatregelen
De PPT verschilt van het nationale leerstuk fraus legis, dat in Nederland geldt als een ultimum remedium en hogere eisen stelt aan bewijs van belastingontwijking. De PPT:
- Heeft een lagere bewijsdrempel;
- Werkt verdragstechnisch autonoom, los van nationaal recht;
- Kijkt primair naar het doel van de handeling en de verdragstoepassing, niet naar wetstoepassing als zodanig.
Conclusie
Het normvereiste van de PPT is expansief en doelgericht geformuleerd, met als doel verdragsmisbruik breed te kunnen bestrijden. De toets vraagt geen sluitend bewijs, maar wel een redelijk te onderbouwen conclusie dat verdragstoepassing één van de voornaamste doelen was van een transactie. Een commerciële rationale kan toepassing van de PPT niettemin uitsluiten, mits die overtuigend is. De beoordelingsruimte is dus ruim, maar wordt gekaderd door OESO-commentaren, MLI-context, en het object & purpose-criterium.
Laat weten als je behoefte hebt aan een schema of memo met PPT-analyses voor cliëntenstructuren of rulings.
Het antwoord van ChatGPT 4.1 mini
ChatGPT 4.1 mini
De Principal Purpose Test (PPT) is een instrument dat wordt gebruikt in het internationaal belastingrecht om belastingontwijking tegen te gaan, bijvoorbeeld in het kader van het multilaterale BEPS-actieplan van de OESO en het MLI-verdrag. De norm rondom het vereiste van de ‘hoofd- of voornaamste doelstelling’ (principal purpose) is hierbij van belang.
Ruimheid van het normvereiste bij de PPT
- Het normvereiste van de Principal Purpose Test wordt door de jurisprudentie en commentaren als breed en ruim geïnterpreteerd beschouwd.
- De PPT vereist niet dat het hoofddoel van een structuur uitsluitend of exclusief belastingontwijking is; het is voldoende dat een van de hoofdredenen voor het aangaan van de transactie of het arrangement is om belastingvoordeel te verkrijgen.
- Dit betekent dat als belastingvoordeel een belangrijke beweegreden is, ook al zijn er andere legitieme doeleinden, de PPT kan worden toegepast.
- De test gaat uit van een objectieve beoordeling van de intentie, waarbij de feitelijke omstandigheden en het doel van de betrokken partijen worden meegewogen.
- De PPT is dus een anti-misbruikbepaling die ruim is vormgegeven om te voorkomen dat artificiële constructies belastingvoordeel verkrijgen.
Juridische basis en bronnen
- De PPT is vastgelegd in artikel 29bis van het OESO Modelverdrag (2017 update) en is overgenomen in het Multilaterale Instrument (MLI).
- In de commentaren bij artikel 29bis Modelverdrag wordt expliciet gesteld dat de PPT een ruime norm is, waarbij het bestaan van een of meer “principal purposes” afgewogen moet worden.
- De OESO BEPS-rapporten, met name BEPS Action 6, benadrukken dat de test moet functioneren als een effectief instrument tegen misbruik, zonder dat strikt vereist is dat belastingontwijking het enige of belangrijkste motief is.
- Rechtspraak in diverse jurisdicties ondersteunt deze ruime interpretatie, waarbij de PPT niet vereist dat belastingontwijking het exclusieve doel is, maar wel een wezenlijke beweegreden.
Samenvatting
Aspect | Toelichting |
Ruimheid normvereiste | Ruim; belastingvoordeel hoeft niet exclusief maar wel een van de hoofddoelen te zijn. |
Objectieve beoordeling | Gericht op de werkelijke beweegredenen van de partijen. |
Juridische grondslag | Artikel 29bis OESO Modelverdrag, MLI, BEPS Action 6 commentaren. |
Doel | Effectieve bestrijding van belastingmisbruik zonder onnodige beperkingen. |
Wil je een toelichting op de toepassing van de PPT in Nederlandse jurisprudentie of in specifieke verdragsconflicten?
Het antwoord van Claude
Het normvereiste bij de Principal Purpose Test (PPT) is relatief ruim geformuleerd en kent daardoor een aanzienlijke interpretatieruimte.
Formulering van het normvereiste:
Het normvereiste houdt in dat het verlenen van het verdragsvoordeel in het gegeven geval in strijd moet zijn met doel en strekking van de relevante verdragsbepaling. De PPT wordt alleen toegepast als aan beide criteria is voldaan: het motiefvereiste én het normvereiste.
Ruimte van het normvereiste:
- Abstracte formulering: Het criterium “doel en strekking” is bewust abstract gehouden en laat ruimte voor casuïstische toepassing
- Escape clause functie: Het normvereiste fungeert als ‘escape clause’ – ook bij bewezen belastingmotief kunnen verdragsvoordelen worden toegekend als dit in lijn is met doel en strekking
- Brede interpretatiemogelijkheden: De begrippen “doel” en “strekking” kunnen zowel eng (specifieke bepaling) als ruim (algemeen verdragsdoel) worden geïnterpreteerd
Juridische basis:
- OESO-commentaar: De ruime formulering is gebaseerd op het OESO-commentaar bij het Modelverdrag, dat bewust flexibiliteit biedt voor verschillende situaties
- BEPS Actie 6: Het normvereiste komt voort uit het BEPS-rapport over Actie 6, waarbij de OESO een balans zocht tussen effectieve misbruikbestrijding en bescherming van legitieme transacties
- Nationale rechtstraditie: De ruime formulering sluit aan bij de Nederlandse rechtstraditie van fraus legis en de Duitse/Europese rechtsleer omtrent doel en strekking
Praktische implicaties van de ruimte:
- Belastingplichtigen behouden mogelijkheden om aan te tonen dat ondanks belastingmotieven het verdragsvoordeel past binnen doel en strekking
- Belastingdienst moet per geval beoordelen of het normvereiste is geschonden
- Rechtspraak zal uiteindelijk de contouren van het normvereiste verder invullen
Deze ruime opzet is bewust gekozen om maatwerk mogelijk te maken en onevenredige toepassing te voorkomen.
Het antwoord van Gemini
Het normvereiste bij de toepassing van de Principal Purpose Test (PPT) is relatief ruim en richt zich op het voorkomen van verdragsmisbruik in internationale belastingstructuren.1 Deze ruime formulering brengt een zekere mate van onzekerheid met zich mee, die door de rechtspraak verder zal moeten worden ingevuld.
Grondslag van de ruime norm:
De ruime norm van de PPT vindt zijn grondslag in:
- Het OECD BEPS-project en het Multilateraal Instrument (MLI): De PPT is een direct voortvloeisel van actiepunt 6 van het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) project van de OESO, gericht op het tegengaan van verdragsmisbruik, en is verankerd in het MLI. Het MLI stelt landen in staat om bestaande belastingverdragen aan te passen aan de BEPS-standaarden. De PPT is opgenomen als een algemene antimisbruikbepaling in artikel 29 lid 9 van het OESO-modelverdrag (2017) en in artikel 7 van het MLI.
- Het concept van “één van de voornaamste doeleinden” (one of the principal purposes): De kern van de PPT is dat belastingvoordelen worden ontzegd wanneer “één van de voornaamste doeleinden” van een transactie of structuur is om van die verdragsvoordelen te profiteren. Het gebruik van de woorden “één van de voornaamste doeleinden” in plaats van “het voornaamste doel” impliceert dat er meerdere motieven kunnen zijn, maar dat het fiscale voordeel niet van ondergeschikt belang mag zijn. Dit maakt de toets subjectief, maar tegelijkertijd ook breed toepasbaar.
- “Redelijkerwijs kan worden geconcludeerd” (reasonable to conclude): De PPT vereist dat, op basis van alle relevante feiten en omstandigheden, “redelijkerwijs kan worden geconcludeerd” dat een constructie of transactie is opgezet met als één van de hoofddoelen het verkrijgen van verdragsvoordelen. Deze formulering verschuift de bewijslast deels naar de belastingplichtige om aan te tonen dat de transactie of structuur strookt met het object en doel van het belastingverdrag.
- Doel en strekking van belastingverdragen: De PPT is ingebed in de bredere context van de doelen van belastingverdragen, namelijk het voorkomen van dubbele belasting én het tegengaan van belastingontwijking en -ontduiking. De preamble van het OESO-modelverdrag (2017) legt hier een sterkere nadruk op het voorkomen van misbruik, waardoor de PPT kan worden gezien als een instrument om dit doel te verwezenlijken. De “spaarclausule” binnen de PPT bepaalt dat verdragsvoordelen niet worden onthouden indien kan worden aangetoond dat het toekennen daarvan in lijn zou zijn met het object en doel van de betreffende verdragsbepalingen.
Gevolgen van de ruime norm:
De ruime norm van de PPT maakt het een krachtig instrument voor belastingautoriteiten om (vermeend) verdragsmisbruik te bestrijden. Het kan leiden tot:
- Verhoogde rechtsonzekerheid: De subjectieve aard van de toets en de brede reikwijdte kunnen leiden tot onzekerheid over de toepasbaarheid, vooral in complexe structuren.
- Belang van economische substance: Om de toepassing van de PPT te voorkomen, is het van cruciaal belang dat transacties en structuren voldoende economische substance hebben en niet puur fiscaal gedreven zijn.
- Rol van de rechter: De exacte invulling en reikwijdte van de PPT zal in belangrijke mate worden bepaald door de jurisprudentie, die de interpretatie van “één van de voornaamste doeleinden” en “redelijkerwijs kan worden geconcludeerd” zal verfijnen.
Kortom, de PPT is een algemene antimisbruikbepaling met een brede interpretatieruimte, gebaseerd op het voorkomen van verdragsmisbruik als een van de kernfuncties van belastingverdragen. De effectiviteit en precieze toepassing ervan zullen verder worden vormgegeven in de praktijk en door de rechtspraak.
Het antwoord van Deepseek
De Principal Purpose Test (PPT) is een anti-misbruikbepaling die is opgenomen in veel moderne belastingverdragen (o.a. onder invloed van BEPS Actie 6). De ruimte van het normvereiste bij de PPT hangt af van de interpretatie van de begrippen “voornaamste doel” en “oneigenlijk voordeel”, waarbij zowel de tekst van het verdrag als internationale jurisprudentie en OESO-commentaren richtinggevend zijn.
Grondslag van de PPT
De PPT is vastgelegd in:
- Artikel 7(1) van het MLI (Multilateral Instrument, BEPS-verdrag)
- Veel bilaterale belastingverdragen (bijv. het OESO-Modelverdrag, art. 29(9))
Formulering PPT (standaardtekst):
“Notwithstanding the other provisions of this Convention, a benefit under this Convention shall not be granted if it is reasonable to conclude that obtaining that benefit was one of the principal purposes of any arrangement or transaction.”
Ruimte van het normvereiste
Het normvereiste bij de PPT is breed en flexibel, maar niet onbegrensd. Dit blijkt uit:
Subjectief versus objectief element
- Subjectief: Er moet een opzet zijn om belastingvoordeel te verkrijgen (maar dit hoeft niet het enige doel te zijn).
- Objectief: Het belastingvoordeel moet een “voornaamste doel” zijn (niet noodzakelijk het enige of overheersende doel).
Rechterlijke toetsing
- Geen strikte bewijslast, maar een redelijke conclusie volstaat (“it is reasonable to conclude”).
- Voorbeelden uit jurisprudentie:
Hoge Raad 18 juni 2021 (ECLI:NL:HR:2021:944):
Een structuur die “kennelijk” gericht is op belastingvoordelen, kan onder de PPT vallen, zelfs als er ook zakelijke redenen zijn.
Canadese Supreme Court (Canada vs. Alta Energy, 2021):
De PPT vereist een “fact-specific analysis”, waarbij alle omstandigheden worden meegewogen.
OESO-richtlijnen (BEPS Actie 6)
- De PPT is niet bedoeld om legitieme bedrijfsactiviteiten te blokkeren, maar richt zich op “abusive tax arrangements”.
- “Principal purpose” betekent niet dat belastingvoordeel het enige doel moet zijn, maar wel een drijvende kracht achter de structuur.
Praktische afwegingen
- Mate van kunstmatigheid: Hoe kunstmatiger de structuur, des te sneller de PPT wordt toegepast.
- Alternatieve routes: Als hetzelfde economische resultaat op een minder belastinggedreven manier had kunnen worden bereikt, weegt dit zwaar mee.
- Proportionaliteit: De PPT mag niet leiden tot een excessieve beperking van legitieme verdragsvoordelen.
Conclusie
Het normvereiste bij de PPT is ruim geformuleerd, maar niet onbeperkt:
✔ Voornaamste doel ≠ enige doel – belastingmotief hoeft niet dominant te zijn, maar moet wel een wezenlijke drijfveer zijn.
✔ Redelijke conclusie volstaat – strikt bewijs van opzet is niet vereist.
✔ Feitenspecifieke beoordeling – alle omstandigheden spelen een rol.
Bronnen:
- MLI (art. 7(1))
- OESO-Modelverdrag (art. 29(9))
- BEPS Actie 6 Final Report (2015)
- HR 18 juni 2021 (ECLI:NL:HR:2021:944)
- Canada vs. Alta Energy (2021 SCC 49)
Dit antwoord is bedoeld voor juristen en weerspiegelt de stand van het recht (2024).
Het antwoord van Qwen
✅ Antwoord in kort bestek (voor juristen):
Het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT) uit het Multilateral Instrument (MLI) is relatief ruim geformuleerd , maar niet willekeurig toepasbaar . De PPT stelt dat een regeling of constructie geen belastingvoordeel mag opleveren als één van de belangrijkste doeleinden daarvan was om dit voordeel te verkrijgen, tenzij dit overeenkomt met het wezen en doel van het betreffende DBA-verdrag .
De jurisprudentie en richtlijnen van de OECD wijzen uit dat de PPT een objectieve toetsing vereist, waarbij rekening wordt gehouden met zowel de vorm als het wezen van de transactie.
Uitgebreide juridische onderbouwing
Inhoud van de Principal Purpose Test (PPT)
De PPT is opgenomen in artikel 7(1) en artikel 9(1) van het MLI en vervangt of wijzigt de anti-misbruikbepalingen in bilaterale DBA’s conform de aanbevelingen van de OECD BEPS-actie 6 (“Preventing the Granting of Treaty Benefits in Inappropriate Cases”).
De exacte tekst van de PPT:
“There is a principal purpose of obtaining treaty benefits and it is not reasonable to conclude that the relevant benefit or benefits of the arrangement or transaction would be in accordance with the object and purpose of the applicable tax treaty provisions.”
Dit betekent dat:
- Als één van de belangrijkste doeleinden van een constructie het verkrijgen van DBA-voordeel is,
- En dit niet strookt met het wezen en doel van het DBA,
- Dan mag het DBA-voordeel worden ontzegd .
Mate van specificiteit van het normvereiste: Ruim, maar beperkt door objectiviteit
Brede formulering
Het normvereiste van de PPT is bewust algemeen en open geformuleerd , wat het mogelijk maakt om het toe te passen op een breed scala aan structuren en situaties. Dit geeft autoriteiten flexibiliteit om misbruik tegen te gaan, ook in complexe of innovatieve constructies.
Toetsingskader uit OECD Commentary
De OECD Commentary on the MLI (2020) benadrukt dat de PPT gebaseerd is op een objectieve toetsing van de feiten en omstandigheden rondom de transactie of constructie.
“The PPT applies where it is reasonable to conclude that one of the principal purposes of any arrangement or part of any arrangement is to obtain a treaty benefit and that granting such benefit would be contrary to the object and purpose of the relevant provisions of the Covered Agreement. ”
Er is dus sprake van een tweeledige toets:
- Was er een belangrijk doel om DBA-voordeel te verkrijgen?
- Is het verlenen van dat voordeel strijdig met het wezen en doel van het DBA?
Rechtspraak en administratieve richtlijnen
Ondanks de algemene formulering zijn er richtlijnen ontwikkeld die de toepassing begrenzen.
Bijvoorbeeld:
- OECD BEPS Action 6 Report (2015) benadrukt dat de PPT moet worden toegepast in lijn met het beginsel van goede trouw en redelijkheid.
- De Canadese Hoge Raad in Canada v. Alta Energy Luxembourg S.A.R.L. , [2023 SCC 17], gaf aan dat de PPT niet kan worden gebruikt om legitieme zakelijke structuur te frustreren , maar slechts om kunstmatige constructies tegen te gaan.
Vergelijking met Subjective Purpose Test (SPT)
De PPT staat tegenover de Subjective Purpose Test (SPT) zoals die in sommige DBA’s is opgenomen (zoals in de VS-modellen), waarbij het subjectieve motief van de betrokken partijen centraal staat.
De PPT is dus niet subjectief , maar objectief gericht op de doeleinden van de constructie als geheel . Dit maakt het een minder streng instrument dan de SPT, maar wel effectiever dan oudere anti-abuse tests zoals de “Conduit” of “Limitation on Benefits”-clausules.
Juridische zekerheid en grenzen van de toepassing
Noodzaak van bewijsvoering
Belastingautoriteiten moeten aantonen dat:
- Er sprake was van een principal purpose ;
- Dat dit leidt tot unreasonableness ;
- En dat het wezen en doel van het DBA hierdoor zou worden geschaad.
Dit betekent dat de PPT niet automatisch toepasbaar is , maar steeds gebaseerd moet zijn op een redelijke analyse van de feiten .
EGMR en EUCJ-rechtspraak
Hoewel de PPT nog niet veelvuldig is getoetst door het Europese Hof van Justitie (EUCJ) of het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EGMR) , duidt de tendens in arresten zoals Fuchsgraben , Lidl Belgium en Persche op een groeiende bereidheid om anti-misbruikregels toe te passen, mits deze in lijn zijn met EU-recht en het gelijke behandelingsbeginsel .
✅ Conclusie voor juristen
Het normvereiste van de Principal Purpose Test (PPT) is bewust ruim geformuleerd , om het toepasbaar te maken op een breed spectrum aan fiscale constructies. Toch is de toepassing niet arbitrair : zij is gebaseerd op een objectieve toetsing van de feiten en omstandigheden rond de constructie, en moet altijd worden afgewogen tegen het wezen en doel van het desbetreffende DBA .
De grondslag hiervoor ligt in de OECD Commentary , de BEPS Actie 6-richtlijnen , en relevante nationale rechtspraak zoals in Alta Energy . Ook moet de toepassing in lijn blijven met EU-fiscaal recht en EVRM-artikelen , zoals de jurisprudentie van het EUCJ aangeeft.
Wil je dit antwoord in memo-vorm, vergeleken met de LOB-constructiecriteria of met voorbeeldsituaties uit de praktijk? Laat het gerust weten!
Dekenprijs 2025 voor Maarten Bohlken
De Amsterdamse Orde van Advocaten heeft op 27 maart jl. de jaarlijkse dekenprijs uitgereikt aan Maarten Bohlken, directeur van de Praktizijns-Sociëteit. Hij ontving deze als blijk van waardering voor zijn inspanningen ten behoeve van de sociale advocatuur in Amsterdam en daarbuiten. De prijs werd uitgereikt Lees meer
Advertentie