Belastingrecht

De resultaten van mei 2025

Waardering ChatGPT 4o

Waardering ChatGPT 4.1 mini

Waardering Claude

Waardering Gemini

Waardering Deepseek

Waardering Qwen

Casus

Hoe ruim is het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT)? waar wordt dit op gebaseerd? Het antwoord is bedoeld voor juristen.

Het antwoord van ChatGPT 4o


Het
normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT) is ruim geformuleerd, maar moet wel worden toegepast binnen de grenzen van objectieve toetsing en redelijkheid. De toets ziet op de bedoeling van de constructie of transactie, waarbij het verdragvoordeel (bijvoorbeeld een vermindering of vrijstelling van bronbelasting) een van de voornaamste doelen moet zijn geweest, en de toekenning van dat voordeel in strijd zou zijn met doel en strekking van het belastingverdrag.

Juridische basis

De PPT is opgenomen in:

  • Artikel 29 (9) van het OESO Modelverdrag (2017);
  • De Multilaterale Instrument (MLI), artikel 7, dat sinds de implementatie in veel belastingverdragen een anti-misbruikbepaling toevoegt;
  • Toegelicht in de OESO Commentary on the Model Tax Convention (laatste versie 2017 en updates nadien).

Normvereiste: “één van de voornaamste doelen”

De PPT vereist dat:

“It is reasonable to conclude, having regard to all relevant facts and circumstances, that obtaining that benefit was one of the principal purposes of any arrangement or transaction…”

Dat betekent dat niet vereist is dat belastingvoordeel het enige of zelfs het overheersende doel is geweest — het volstaat dat het één van de hoofdredenen was. Daarmee is het toetsingscriterium ruimer dan bijvoorbeeld bij de ‘fraus legis’-doctrine of de Nederlandse ‘wezen gaat voor schijn’-benadering.

Het is dus een objectief toetsbare motievenleer, waarbij wordt gekeken naar de redelijke conclusie op basis van alle omstandigheden.

Beperkingen: tegenwicht vanuit doel en strekking

De ruime reikwijdte wordt beperkt door de tweede stap van de PPT:

“…unless it is established that granting that benefit would be in accordance with the object and purpose of the relevant provisions of the treaty.”

Zelfs als een voornaam doel belastingbesparing was, kan het verdragvoordeel alsnog worden toegekend als het past binnen de bedoeling van het verdrag (bijv. ter voorkoming van dubbele belasting of ter bevordering van investeringen).

Dit zorgt voor een balans tussen antimisbruik en verdragsautonomie. In de praktijk vraagt dit om een zorgvuldige feiten- en motievenanalyse van de structuur of transactie, en een inhoudelijke toets aan de verdragsdoelstellingen.

Conclusie

Het normvereiste bij toepassing van de PPT is ruim, omdat het volstaat dat het verkrijgen van het verdragsvoordeel één van de voornaamste doelen is geweest. De toets is objectief, maar de ruime opzet wordt beperkt door de doel-en-strekking-exceptie, die voorkomt dat legitieme structuren onterecht worden uitgesloten van verdragsvoordelen. Deze balans wordt breed erkend in OESO-commentaren en ook in nationale rechtspraak waarin de PPT wordt toegepast.

Laat me weten als je dit in het licht van Nederlandse verdragspraktijk, rulingbeleid of internationale rechtspraak nader uitgewerkt wilt zien.

Het antwoord van ChatGPT 4.1 mini


De
Principal Purpose Test (PPT) is een anti-misbruiknorm die bedoeld is om te voorkomen dat belastingverdragen worden gebruikt voor kunstmatige structuren met als hoofddoel belastingontwijking of -ontduiking. De mate van ruimheid van het normvereiste bij toepassing van de PPT hangt samen met de juridische aard en de doelstelling van deze test.

Ruimheid van het normvereiste bij toepassing PPT

  • De PPT vereist dat het hoofddoel (principal purpose) van een bepaalde handeling, transactie of structuur is om belastingvoordelen uit een belastingverdrag te verkrijgen.
  • De test kijkt dus naar de doelstelling of het motief achter een handeling, waarbij het “principal purpose” het doorslaggevende motief moet zijn.
  • Het normvereiste is relatief ruim, omdat niet slechts een van de redenen het verkrijgen van belastingvoordelen mag zijn, maar dat dit het voornaamste motief moet zijn.
  • Dit betekent dat als de belastingvoordelen een doorslaggevende rol spelen in het besluit van de belastingplichtige, de PPT kan worden toegepast om misbruik tegen te gaan.
  • Tegelijkertijd vereist de PPT een zekere mate van objectiviteit: het gaat om de werkelijke beweegredenen, waarbij zowel subjectieve intenties als objectieve feiten worden meegewogen.

Juridische basis en onderbouwing

  • De PPT is geïntroduceerd in het OECD Model Tax Convention (2017 update) als een reactie op geavanceerde vormen van belastingontwijking.
  • Artikel 29(9) van het OECD Model voorziet in de PPT als anti-misbruikbepaling, waarbij nadruk ligt op het voorkomen van verdragsmisbruik.
  • De interpretatie van het “principal purpose” volgt uit de commentaren bij het Modelverdrag (OECD Commentary), die toelichten dat de test bedoeld is om te beoordelen of belastingvoordelen verkregen worden door een hoofdzakelijke bedoeling van misbruik.
  • Jurisprudentie is nog beperkt, maar in algemene zin geldt dat de PPT een functionele en doelgerichte toets is, waarbij een te strenge of te enge uitleg het instrument minder effectief zou maken.

Samenvatting

  • Het normvereiste bij toepassing van de PPT is ruim in die zin dat de belastingvoordelen het voornaamste motief moeten zijn voor de handeling of structuur.
  • Het vereist een beoordeling van de intentie, waarbij alle relevante omstandigheden worden betrokken.

Deze ruimheid is gebaseerd op het OECD Model Tax Convention en de bijbehorende commentaren, die de PPT als een doeltreffend instrument tegen verdragsmisbruik positioneren.

Het antwoord van Claude


Het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test

Inleiding

De Principal Purpose Test (PPT), geïntroduceerd als onderdeel van BEPS Actie 6 en geïmplementeerd in artikel 7(1) van het Multilateraal Instrument (MLI) en artikel 29(9) van het OESO-Modelverdrag, kent een relatief ruim normvereiste. De PPT stelt dat voordelen uit een belastingverdrag kunnen worden geweigerd indien redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van deze voordelen een van de hoofddoelen was van een constructie of transactie, tenzij kan worden vastgesteld dat toekenning in overeenstemming is met doel en strekking van de relevante verdragsbepalingen.

Reikwijdte van het normvereiste

Tekstuele analyse

De PPT-bepaling hanteert de volgende bewoordingen:

  • “Redelijkerwijs kan worden geconcludeerd” (“it is reasonable to conclude”)
  • “Een van de hoofddoelen” (“one of the principal purposes”)
  • “Tenzij vastgesteld wordt dat” (“unless it is established that”)

Deze formulering wijst op een ruim normvereiste met een lage bewijsdrempel voor belastingautoriteiten en een omkering van de bewijslast naar de belastingplichtige voor de tegenbewijsregeling.

Jurisprudentiële grondslag

Het normvereiste is mede gebaseerd op rechtspraak:

  • HvJ EU, 26 februari 2019, C-116/16 en C-117/16 (Deense beneficial ownership-zaken): Bevestigt dat misbruikbestrijding een ruime interpretatie vergt bij kunstmatige constructies zonder economische realiteit
  • HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:224 (Credit Suisse): Toepassing van fraus legis/misbruik van recht bij belastingontwijkingsstructuren
  • HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1780: Invulling van het hoofddoelcriterium bij antimisbruikbepalingen

OESO-Commentaar

Het OESO-Commentaar uit 2017 op artikel 29(9) geeft concrete aanwijzingen:

  • Par. 178-179: De drempel voor “redelijkerwijs concluderen” is relatief laag
  • Par. 180: “Een van de hoofddoelen” betekent dat belastingvoordeel niet het enige of dominante doel hoeft te zijn
  • Par. 181-187: Objectieve analyse van alle feiten en omstandigheden is bepalend

Vergelijking met andere antimisbruikbepalingen

  • EU GAAR (ATAD): De PPT heeft een lagere drempel dan het hoofddoel-criterium in de EU-antimisbruikbepaling
  • Nationale PPT-implementaties: Landen als het VK en Nederland hanteren een ruime interpretatie

Praktische implicaties van het ruime normvereiste

Bewijslastverdeling

  • Belastingautoriteiten: Moeten aannemelijk maken dat belastingvoordeel “een van de hoofddoelen” was
  • Belastingplichtige: Draagt bewijslast voor het aantonen dat toekenning in overeenstemming is met doel en strekking van het verdrag

Relevante factoren bij toetsing

  • Substance-vereisten worden zwaarder gewogen
  • Timing van transacties in relatie tot verdragstoepassing
  • Economische rationaliteit naast fiscale voordelen
  • Specifieke marktomstandigheden en bedrijfseconomische motieven

Tegenbewijsregeling

  • Formulering “unless it is established that” impliceert een zwaardere bewijslast
  • Vereist aantoonbare niet-fiscale motieven die substantieel zijn
  • Vraagt om confirmiteit met verdragsdoel, niet alleen met verdragstekst

Juridische onderbouwing voor ruim normvereiste

BEPS Action 6 Final Report (2015)

  • Par. 19: Expliciete keuze voor een ruim normvereiste om kunstmatige constructies effectief te bestrijden
  • Par. 22-23: Uitgebreide voorbeelden die de reikwijdte illustreren

MLI Explanatory Statement

  • Par. 90-92: Bevestigt intentie van ruime interpretatie
  • Par. 93: Expliciteert dat “een van de hoofddoelen” lager ligt dan “het hoofddoel”

Academische literatuur

  • De Broe & Luts (Bulletin for International Taxation, 2015): Analyseren de lage drempel
  • Kok (Weekblad Fiscaal Recht, 2017): Bespreekt de praktische gevolgen van het ruime normvereiste
  • Danon (Bulletin for International Taxation, 2018): Vergelijkt PPT met andere antimisbruikbepalingen

Conclusie

Het normvereiste bij toepassing van de PPT is bewust ruim geformuleerd. De formuleringen “redelijkerwijs kan worden geconcludeerd” en “een van de hoofddoelen” leggen een relatief lage bewijsdrempel bij belastingautoriteiten. Daarentegen stelt de tegenbewijsregeling hogere eisen aan belastingplichtigen. Deze ruime benadering vindt zijn grondslag in de BEPS-doelstellingen, het OESO-Commentaar, en wordt bevestigd door relevante jurisprudentie en academische literatuur. De PPT vertegenwoordigt een verschuiving naar een meer substance-gebaseerde interpretatie van verdragsvoordelen, waarbij de focus ligt op economische realiteit boven formele naleving.

Het antwoord van Gemini


Het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT) in belastingverdragen is
relatief ruim, maar kent wel degelijk grenzen. Het is geen vrijbrief voor het ontkennen van verdragsvoordelen louter op basis van subjectieve intenties.

Grondslag:

De PPT is geïntroduceerd via artikel 7 van het Multilateraal Instrument (MLI) en wordt steeds vaker opgenomen in bilaterale belastingverdragen. De bepaling luidt doorgaans als volgt (modeltekst MLI):

Niettegenstaande de overige bepalingen van dit Verdrag, wordt een voordeel op grond van dit Verdrag niet toegekend met betrekking tot een inkomen of vermogen, indien het redelijkerwijs mag worden geconcludeerd dat het verkrijgen van dat voordeel een van de voornaamste doelen was van een constructie of transactie, of een reeks van constructies of transacties, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, tenzij wordt vastgesteld dat de toekenning van dat voordeel in die omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het voorwerp en doel van de relevante bepalingen van dit Verdrag.  

De ruimheid van het normvereiste komt voort uit de volgende elementen:

  • “Een van de voornaamste doelen”: De test vereist niet dat het verkrijgen van het verdragsvoordeel het enige of zelfs het hoofddoel van de structuur of transactie was. Het volstaat dat het een van de voornaamste doelen was. Dit impliceert een bredere scope dan een “sole purpose” of “main purpose” test.
  • “Redelijkerwijs mag worden geconcludeerd”: De beoordeling is objectief van aard, maar met een subjectief element. De belastingautoriteiten moeten op basis van de feiten en omstandigheden redelijkerwijs tot de conclusie kunnen komen dat een van de voornaamste doelen het verkrijgen van het verdragsvoordeel was. Dit vereist een analyse van de objectieve kenmerken van de structuur en de context waarin deze is opgezet.
  • “Rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden”: Dit benadrukt een holistische benadering. Er moet naar het gehele plaatje worden gekeken, inclusief de commerciële rationaliteit, de economische realiteit, de timing en de vorm van de transacties.

Beperkingen van de ruimheid:

Ondanks de relatieve ruimheid zijn er belangrijke beperkingen aan de toepassing van de PPT:

  • “Tenzij wordt vastgesteld dat de toekenning van dat voordeel in die omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het voorwerp en doel van de relevante bepalingen van dit Verdrag”: Deze zogenoemde “safety valve” is cruciaal. Zelfs als het verkrijgen van een verdragsvoordeel een van de voornaamste doelen was, kan het voordeel alsnog worden toegekend indien dit in lijn is met het object en doel van de specifieke verdragsbepaling waarop een beroep wordt gedaan. Dit vereist een teleologische interpretatie van het verdrag.  
  • Objectieve analyse vereist: Hoewel de intentie een rol speelt (“doel”), moet de conclusie dat het verkrijgen van een verdragsvoordeel een van de voornaamste doelen was, redelijkerwijs kunnen worden getrokken op basis van de objectieve feiten en omstandigheden. Pure subjectieve intenties zonder objectieve basis zijn onvoldoende.
  • Commerciële rationaliteit: Structuren en transacties met een duidelijke commerciële rationaliteit, die niet primair zijn ingegeven door het verkrijgen van verdragsvoordelen, zullen minder snel onder de PPT vallen. De focus ligt op abusieve structuren.
  • Bewijslast: De bewijslast om aannemelijk te maken dat een van de voornaamste doelen het verkrijgen van een verdragsvoordeel was, rust in beginsel op de belastingautoriteiten.

Conclusie voor juristen:

Het normvereiste van de PPT is ruim genoeg om structuren aan te pakken waarbij een significant doel het verkrijgen van verdragsvoordelen is, zelfs als er ook andere (commerciële) redenen voor de structuur bestaan. Echter, deze ruimheid wordt begrensd door de “safety valve” die kijkt naar het object en doel van de verdragsbepaling en de vereiste dat de conclusie over het voornaamste doel redelijkerwijs moet volgen uit de objectieve feiten en omstandigheden. De PPT vereist een zorgvuldige analyse van alle relevante aspecten van een structuur of transactie en een teleologische interpretatie van het belastingverdrag. Het is geen instrument om legitieme grensoverschrijdende activiteiten te ontzeggen van verdragsvoordelen louter op basis van een vermoeden van belastingontwijking.

Het antwoord van Deepseek


De ruimte van het normvereiste bij de Principal Purpose Test (PPT) – Een juridische analyse

De Principal Purpose Test (PPT) is een anti-misbruikbepaling die is opgenomen in veel moderne belastingverdragen (o.a. onder BEPS Actie 6 en het OECD Modelverdrag 2017). De PPT moet worden toegepast om te beoordelen of een transactie of constructie primair is opgezet om een belastingvoordeel te verkrijgen. De vraag is hoe ruim het normvereiste bij deze toets moet worden geïnterpreteerd.

Grondslag van de PPT

De PPT is verankerd in:

  • Art. 7(1) OECD Model Tax Convention (2017) (anti-misbruikclausule)
  • BEPS Actie 6 (Preventing Treaty Abuse)
  • Nederlandse verdragen (bijv. het Verdrag Nederland-Luxemburg (2018) en andere recente DTC’s)

Formulering PPT (voorbeeld):
“Een voordeel uit het verdrag wordt niet verleend indien het verkrijgen van dat voordeel de belangrijkste doelstelling van een transactie of regeling was, tenzij het in overeenstemming is met de objectieve strekking van het verdrag.”

Interpretatie van het normvereiste: ruim of strikt?

De PPT is een open norm, maar jurisprudentie en beleid geven richting aan de toepassing:

Ruimte in beoordeling van “hoofddoel”

  • Subjectief vs. objectief element:
    Het gaat niet alleen om de bedoelingen van de belastingplichtige (subjectief), maar ook om de objectieve uitwerking van de constructie.
    Voorbeeld: Een holdingstructuur kan formeel een bedrijfsdoel hebben, maar als het belastingeffect disproportioneel is, kan de PPT alsnog worden toegepast.
  • Proportionaliteit van niet-fiscale motieven:
    OECD Commentary (2017, par. 9.5): Een “incidenteel” niet-fiscaal motief is niet voldoende om de PPT te omzeilen.
    Nederlandse rechtspraak (nog beperkt, maar vergelijkbaar met fraus legis):
    HR 5 juli 2013 (Luxemburgse CV-structuur): Belastingvoordeel als “drijvende kracht” kan leiden tot afwijzing.

Marges voor belastingplichtigen

Niet alle fiscale optimalisatie is misbruik:

  • Als belastingbesparing een bijeffect is van een zakelijke transactie, is de PPT niet per se van toepassing.
  • OECD-voorbeelden (2017): Een holding met substantiële activiteiten kan wel verdragsvoordelen claimen.

“Objectieve strekking van het verdrag” als correctiemechanisme:

  • Zelfs als belastingbesparing een hoofddoel was, kan een voordeel toch worden verleend als het past binnen de ratio van het verdrag (bijv. vermijden van dubbele belasting).

Praktische consequenties voor juristen

  • Hoge bewijslast voor fiscus: De Belastingdienst moet aantonen dat belastingvoordeel het primair doel was (niet slechts een bijkomstigheid).
  • Documentatie cruciaal: Belastingplichtigen moeten zakelijke motieven goed onderbouwen (bv. board minutes, business cases).
  • Vergelijkbaar met fraus legis (art. 3:44 BW), maar breder toepasbaar (geen vereiste van “opzet”).

Conclusie: Een evenwichtig maar potentieel ruim normvereiste

  • De PPT is geen “allesomvattende” misbruikbepaling, maar biedt wel ruimte voor een substantiële toetsing van transacties.
  • Rechtspraak is nog in ontwikkeling, maar de tendens is dat constructies zonder wezenlijke economische activiteit sneller worden afgewezen.
  • OECD-richtlijnen vormen de belangrijkste interpretatiebasis, maar nationale invulling (o.a. via Hoge Raad) blijft essentieel.

Aanbeveling voor praktijk:

  • Wees proactief in dossieropbouw van zakelijke motieven.
  • Houd rekening met verdragsspecifieke PPT-varianten (niet elk verdrag hanteert exact dezelfde formulering).

Bronnen:

  • OECD Model Tax Convention (2017), Art. 7(1) + Commentary
  • BEPS Actie 6 Final Report (2015)
  • HR 5 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0531 (Luxemburgse CV)
  • Nederlandse Belastingverdragen (o.a. met Luxemburg, 2018)

Mocht u casuïstiek willen bespreken, laat het weten!

Het antwoord van Qwen


Antwoord voor juristen:

De Principal Purpose Test (PPT) is onderdeel van het anti-misbruikmechanisme uit artikel 6 van de OECD Model Tax Convention (MTC) en werd geïntegreerd in veel dubbelbelastingverdragen als onderdeel van het BEPS-Initiatief (Base Erosion and Profit Shifting), met name via het zogenoemde Multilateral Instrument (MLI) .

De PPT stelt dat een belastingvoordeel alleen wordt toegekend indien een van de belangrijkste doeleinden van de betrokken transactie of constructie niet is om dit belastingvoordeel te verkrijgen . Anders gezegd: als het primaire doel van de structuur belastingbesparing is , dan kan het voordeel worden ontzegd.

Hoe ruim is het normvereiste bij toepassing van de PPT?

✅ Conclusie:

Het normvereiste van de PPT is relatief ruim geformuleerd en biedt daardoor ruime toetsingsmogelijkheden aan nationale autoriteiten en rechters , maar is tegelijkertijd ook gevoelig voor interpretatie en contextuele beoordeling .

Rechtsgrondslag en jurisprudentie

  1. OECD Commentary op artikel 6 MLI (PPT)

Het OECD Commentaar (2018, aangepast in 2021) geeft richting aan de toepassing van de PPT:

“The principal purpose test denies treaty benefits where it was one of the principal purposes of any party to the transaction or arrangement to obtain the benefit.”

Dit wil zeggen:

  • Het is voldoende als één van de belangrijkste doelen van één van de partijen was om een belastingvoordeel te verkrijgen.
  • Er hoeft dus niet sprake te zijn van het enige of primair doel , maar wel van een substantieel en dominant doel .
  1. Toepassing door nationale rechters en administratie

In Nederland is de PPT vanaf 1 januari 2020 van kracht geworden in diverse dubbelbelastingverdragen via het MLI. In de praktijk past de Belastingdienst en later de rechter de PPT toe in lijn met het OECD-commentaar.

Voorbeeld uit de rechtspraak:

  • HR 5 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:641) – Hoewel over het toenmalige artikel 28a Wet algemene bepalingen (WAB), niet direct de PPT, benadrukte de Hoge Raad het belang van een doelgerichte en fact-based analyse van de motivering achter internationale structuren.
  • Rechtbank Amsterdam, 27 november 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:13445) – Hier werd de PPT in een MLI-verdrag expliciet toegepast. De rechtbank stelde vast dat het bestaan van meer dan één doel niet automatisch uitsluit dat belastingplanning een van de belangrijkste doelen was.

⚖️ Toetsingscriteria bij de PPT

De PPT hanteert geen strikt normatief vereiste zoals “fraude” of “misbruik”, maar kijkt naar:

  • Motivatie van de partijen ,
  • Structuur van de transactie of entiteit ,
  • Bestaan van economische substantie ,
  • Redelijkheid van de gemaakte keuze t.o.v. alternatieven.

De toets is dus subjectief-objectief gemengd : er wordt gekeken naar wat de werkelijke bedoeling was (subjectief), maar deze moet zich manifesteren in de feitelijke structuur en economische realiteit (objectief).

Juridisch perspectief: Vrij ruimte vs. grenzen

Aspect Uitleg
Ruimte voor toetsing De PPT biedt fiscale autoriteiten ruimte om te redeneren dat belastingmotivatie voldoende is om voordelen te ontzeggen.
Grenzen Er dient sprake te zijn vanmeer dan incidentele belastingoverwegingen; de belastingplanning moet eenwezenlijk doelzijn geweest.
Bewijslast De bewijslast ligt vaak bij de fiscus, die moet aantonen dat belastingbesparing een van de belangrijkste doeleinden was.

Conclusie voor juristen

Het normvereiste van de Principal Purpose Test (PPT) is breed geformuleerd en biedt ruimte voor beleidsmatige toepassing , maar blijft gebonden aan feitelijke indicatoren en subjectieve intenties . De PPT is dus juridisch flexibel , maar vereist een gedetailleerde analyse van de specifieke omstandigheden van elk geval .

Grondslag hiervoor ligt in:

  • Artikel 6 lid 1 sub b MTC en het daarbij behorende OECD Commentaar ,
  • De implementatie ervan via het Multilateral Instrument (MLI) ,
  • En relevante nationale rechtspraak waarin de PPT wordt toegepast.

Laat gerust weten als je een concrete casus hebt waarin je de PPT wil toepassen of toetsen – ik help je graag met een verdere juridische analyse.

Korting op abonnementen Legal Bytes

De Praktizijn werkt samen met het nieuwe online platform Legal Bytes (www.legalbytes.nl). Leden van de Praktizijns-Sociëteit krijgen korting op vrijwel het gehele aanbod. Een abonnement op Legal Bytes geeft direct toegang tot meer dan 300 juridische on-demand video’s (gelijk aan minimaal 30 PO-punten). Leden van Lees meer

12 april | 2024|
Advertentie

 

Ga naar de bovenkant