Belastingrecht

De resultaten van april 2025

Waardering ChatGPT 4o

Waardering ChatGPT 4o mini

Waardering Claude

Waardering Gemini

Waardering Deepseek

Waardering Qwen

Casus


Hoe ruim is het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT)? waar wordt dit op gebaseerd? Het antwoord is bedoeld voor juristen.

Het antwoord van ChatGPT 4o


Het normvereiste bij toepassing van de
Principal Purpose Test (PPT) is relatief ruim geformuleerd, wat de toets open en casuïstisch maakt. Dit volgt uit zowel de tekst van de PPT-bepaling in het Multilateraal Instrument (MLI) als de Commentaren op het OESO-Modelverdrag. De PPT biedt belastingautoriteiten een krachtige anti-misbruikmaatregel, maar vereist wel een zorgvuldige belangenafweging.

Wettelijke grondslag en tekstuele formulering

De PPT is neergelegd in artikel 29, lid 9 van het OESO-Modelverdrag (inmiddels overgenomen in artikel 7 van het MLI), en luidt – verkort – als volgt:

“Indien, gelet op alle relevante feiten en omstandigheden, redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van het voordeel een van de belangrijkste doelen (principal purposes) was van een constructie of transactie, wordt het verdragvoordeel niet toegekend, tenzij wordt vastgesteld dat toekenning van het voordeel in overeenstemming is met het voorwerp en doel van de verdragsbepalingen.”

De formulering “één van de belangrijkste doelen” (in het Engels: one of the principal purposes) is ruim en omvat dus méér dan enkel constructies met belastingontwijking als enige of overheersende doel.

Bronnen die de ruime toepassing ondersteunen

  1. OESO-commentaren (2017 en 2021)

De OESO verduidelijkt dat de PPT geen objectieve kwantitatieve norm bevat, maar een doelgerichte toetsing vereist, waarbij:

  • gekeken wordt naar motieven van de betrokkenen;
  • het subjectieve oogmerk van belastingbesparing volstaat indien dat doel significant is geweest;
  • geen recht op het voordeel bestaat wanneer er geen commerciële of economische rechtvaardiging is los van fiscale voordelen.

Zie: OESO Model Tax Convention on Income and on Capital – Commentary on Article 29.

  1. MLI Explanatory Statement (2017)

Bevestigt dat de toets geen drempel van overheersend oogmerk vereist, maar al voldoende is als het fiscale voordeel “een van de voornaamste doeleinden” is. Dit impliceert een lage bewijslastdrempel voor de fiscus, mits voldoende indicaties uit de feiten en omstandigheden blijken.

Jurisprudentiële en praktische toepassing

Hoewel er in Nederland en andere OESO-landen (nog) weinig nationale rechtspraak is over de PPT, wordt in literatuur en praktijk erkend dat:

  • de toets ruimte laat voor discretionaire beoordeling door belastingautoriteiten;
  • belastingplichtigen commerciële motieven aannemelijk moeten maken;
  • het risico op onzekerheid groot is, mede omdat het gaat om een subjectief-doelgerichte toets met open norm.

Vergelijk de benadering van het HvJ EU bij misbruik in het belastingrecht (zoals Halifax en Danish Beneficial Ownership Cases), waarin eveneens wordt gewerkt met doelgerichte toetsing, maar het vereiste “overwegend doel” doorgaans strenger wordt uitgelegd dan de PPT-norm.

Conclusie

Het normvereiste van de PPT is ruim en relatief laagdrempelig, omdat:

  • reeds één van de voornaamste doelen belastingvoordeel mag zijn om toepassing te blokkeren;
  • de beoordeling plaatsvindt op basis van alle relevante feiten en omstandigheden;
  • er geen harde bewijslastvereiste is, maar sprake is van een materiële toets van oogmerk en context;
  • het verdedigingsmechanisme – dat het verdrag toch van toepassing is gelet op doel en strekking – ruimte biedt, maar ook onzekerheden schept.

Dit ruime karakter is gebaseerd op de wettekst, OESO-commentaren, en toelichting bij het MLI en sluit aan bij de tendens van internationale anti-misbruikbepalingen die zich richten op het voorkomen van treaty shopping en kunstmatige structuren.

Laat me weten als je dit wenst uitgewerkt in een fiscaal memo of annotatie, bijvoorbeeld gericht op toepassing binnen een specifieke belastingverdragssituatie.

Het antwoord van ChatGPT 4o mini


De
Principal Purpose Test (PPT) hanteert een ruim en flexibel normvereiste om belastingontwijking of misbruik van verdragsrecht tegen te gaan. Dit normvereiste is gebaseerd op de bedoeling dat een bepaalde regeling of transactie hoofdzakelijk (als voornaamste doel of een van de voornaamste doelen) is opgezet om te profiteren van belastingvoordelen.

Juridische achtergrond en normering

Definitie en normvereiste PPT
De PPT is geformuleerd in het Multilateraal Instrument (MLI), dat de BEPS-aanbevelingen van de OESO implementeert ter bestrijding van misbruik van belastingverdragen. Artikel 7 van het MLI stelt dat een belastingvoordeel niet moet worden toegekend indien het verkrijgen daarvan één van de hoofdredenen (principal purposes) was van een overeenkomst of transactie.

 

Ruime invulling van ‘principal purpose’

 

  • De term “principal purpose” wordt breed geïnterpreteerd: het hoeft niet het enige of zelfs meest doorslaggevende doel te zijn, maar slechts één van de voornaamste redenen.
  • Dit betekent dat zelfs als andere legitieme zakelijke doeleinden bestaan, de PPT kan worden toegepast indien het belastingvoordeel een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij het aangaan van de transactie.

Jurisprudentie en interpretaties

 

  • Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in arresten (zoals X Holding BV-arrest, C-118/14) aangegeven dat een fiscale regeling niet mag worden misbruikt met het opzet belastingvoordelen te verkrijgen, ook al is het fiscaal voordeel niet het enige motief.
  • De OESO-commentaren bij het MLI en het OECD Model Tax Convention verduidelijken dat de PPT een anti-misbruikmaatregel is met een brede toetsing van de intenties van partijen.

Praktische gevolgen

 

  • De ruime norm leidt ertoe dat belastingplichtigen vooraf goed moeten kunnen motiveren dat hun transactie of constructie niet hoofdzakelijk (niet “principal purpose”) is opgezet om belastingvoordelen te behalen.
  • Nationale belastingautoriteiten kunnen op grond van de PPT misbruik tegen gaan zonder dat zij hoeven te bewijzen dat het fiscaal voordeel het enige motief was.

Samenvatting

Het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test is ruim: het volstaat dat het verkrijgen van een belastingvoordeel een van de hoofdoorzaken (principal purposes) van een transactie of regeling is. Dit is gebaseerd op:

  • Artikel 7 MLI en bijbehorende OESO-commentaren;
  • Jurisprudentie van het Hof van Justitie EU inzake fiscale misbruikregelingen;
  • De BEPS-aanpak ter bestrijding van belastingontwijking.

Het antwoord van Claude


Het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT)

Reikwijdte van het normvereiste

Het normvereiste bij de Principal Purpose Test (PPT) is relatief ruim geformuleerd. De PPT, zoals opgenomen in artikel 7(1) van het Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (MLI) en artikel 29(9) van het OESO-Modelverdrag, vereist dat:

“Een voordeel wordt niet toegekend ter zake van een inkomens- of vermogensbestanddeel indien redelijkerwijs kan worden geconcludeerd, alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, dat het verkrijgen van dat voordeel een van de voornaamste doelen was van een constructie of transactie die direct of indirect tot dat voordeel heeft geleid, tenzij wordt vastgesteld dat het toekennen van dat voordeel in die omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het doel en de strekking van de desbetreffende bepalingen van dit Verdrag.”

Juridische basis en interpretatie

De ruime interpretatie van het normvereiste is gebaseerd op:

OESO-Commentaar bij het Modelverdrag: Het commentaar bij artikel 29(9) (paragraaf 187) verheldert dat “een van de voornaamste doelen” niet “het alleenoverheersende doel” hoeft te zijn. Er kunnen meerdere hoofddoelen zijn, waarvan belastingbesparing er één is.

Action 6-rapport BEPS-project: In dit rapport wordt benadrukt dat de PPT van toepassing is zodra “één van de voornaamste doelen” het verkrijgen van verdragsvoordelen betreft. Dit impliceert een lagere drempel dan bijvoorbeeld “het hoofddoel” of “het overwegende doel”.

Jurisprudentie: Hoewel specifieke PPT-jurisprudentie nog in ontwikkeling is, tonen uitspraken over vergelijkbare antimisbruikbepalingen (zoals de Nederlandse fraus legis-doctrine en EU-rechtelijke antimisbruikbepalingen) dat rechters het normvereiste niet zeer streng interpreteren:

  • HvJ EU in Danish Cases (C-116/16 en C-117/16) over de algemene antimisbruikregel van de Moeder-Dochterrichtlijn
  • HR 6 december 2002, ECLI:NL:HR:2002
    (inzake fraus legis)

OESO Voorbeelden en Guidance: De OESO heeft voorbeelden gepubliceerd waarin uiteengezet wordt wanneer een transactie onder de PPT valt, die een relatief ruime interpretatie ondersteunen.

Concrete invulling in de praktijk

Het normvereiste wordt in de praktijk als volgt ingevuld:

  • “Redelijkerwijs kan worden geconcludeerd”: Dit is een objectieve toets die een lagere bewijsstandaard impliceert dan bijvoorbeeld “zonder redelijke twijfel”. De belastingautoriteiten hoeven niet te bewijzen dat het verkrijgen van verdragsvoordelen het enige of dominante doel was.
  • “Een van de voornaamste doelen”: Als belastingbesparing een substantieel doel was (maar niet noodzakelijk het enige of belangrijkste doel), kan de PPT al van toepassing zijn. In de literatuur wordt gesteld dat dit al het geval kan zijn als het belastingvoordeel een factor was die een redelijk handelend persoon zou hebben meegewogen in zijn besluitvorming.
  • Tegenbewijsmogelijkheid: De bewijslast voor de tegenbewijsregeling (“in overeenstemming met doel en strekking”) ligt bij de belastingplichtige, wat de ruime werking van het normvereiste verder versterkt.

Conclusie

Het normvereiste bij de PPT is bewust ruim geformuleerd om belastingontwijking effectief te kunnen bestrijden. De drempel voor toepassing is relatief laag: zodra belastingbesparing een van de voornaamste doelen was (niet noodzakelijk het hoofddoel) en de belastingplichtige niet kan aantonen dat toekenning van het verdragsvoordeel in overeenstemming is met doel en strekking van de relevante verdragsbepalingen, kan de PPT worden toegepast. Deze ruime benadering creëert rechtsonzekerheid voor belastingplichtigen, maar biedt belastingautoriteiten een flexibel instrument om verdragsmisbruik te bestrijden.

Het antwoord van Gemini


Het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT) is
relatief ruim en subjectief.

Grondslag:

De ruimheid van het normvereiste vloeit voort uit de bewoordingen van de PPT, zoals opgenomen in artikel 7 van het Multilateraal Verdrag (MLI) en in veel bilaterale belastingverdragen die zijn aangepast naar aanleiding van BEPS Actie 6 van de OESO. De PPT ontzegt verdragsvoordelen indien “het redelijkerwijs kan worden geconcludeerd, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, dat het verkrijgen van dat voordeel een van de voornaamste doelen was van een constructie of transactie die direct of indirect tot dat voordeel heeft geleid,” tenzij wordt vastgesteld dat 1 het toekennen van dat voordeel in overeenstemming zou zijn met het doel en de strekking van de relevante bepalingen 2 van het verdrag.

1.
zoek.officielebekendmakingen.nl
zoek.officielebekendmakingen.nl

2.
zoek.officielebekendmakingen.nl
zoek.officielebekendmakingen.nl

Kenmerken van het ruime normvereiste:

  • “Een van de voornaamste doelen”: De test vereist niet dat het verkrijgen van het belastingvoordeel het enige of het meest voorname doel is. Als het een van de voornaamste doelen is, kan dit al leiden tot het ontzeggen van verdragsvoordelen. Dit maakt de subjectieve toets relatief eenvoudig te doorstaan voor de belastingautoriteiten.
  • “Redelijkerwijs kan worden geconcludeerd”: Dit introduceert een element van beoordeling door de belastingautoriteiten, waarbij zij alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking mogen nemen. Dit biedt ruimte voor interpretatie en casuïstiek.
  • Tegenbewijs (“tenzij”): De belastingplichtige kan trachten tegenbewijs te leveren door aan te tonen dat het toekennen van het voordeel in overeenstemming is met het “voorwerp en doel” van de relevante verdragsbepalingen. Dit objectieve element biedt een escape, maar de lat hiervoor kan hoog liggen, met name gezien de preambules van moderne belastingverdragen die vaak expliciet belastingontwijking willen tegengaan.
  • Focus op de intentie: De PPT richt zich op de subjectieve intentie achter de structuur of transactie. Dit is inherent lastig te bewijzen of te weerleggen en leidt tot een feitelijke beoordeling in elke specifieke situatie.

Gevolgen van het ruime normvereiste:

De ruime formulering van de PPT creëert een zekere mate van rechtsonzekerheid voor belastingplichtigen. Het dwingt hen om niet alleen naar de letter van de wet te kijken, maar ook naar de potentiële intentie die achter hun structuren kan worden vermoed. Dit heeft geleid tot een meer substance-over-form benadering in de internationale belastingplanning.

Jurisprudentie:

Hoewel de PPT relatief nieuw is in veel belastingverdragen, begint de jurisprudentie zich te ontwikkelen. Nationale rechters zullen de PPT moeten interpreteren en toepassen, waarbij ze rekening houden met de context van het specifieke belastingverdrag en de guidance van de OESO. Het is waarschijnlijk dat de invulling van het ruime normvereiste in de praktijk zal worden gevormd door deze jurisprudentie.

Concluderend:

Het normvereiste van de PPT is bewust ruim geformuleerd om een effectief instrument te bieden tegen verdragsmisbruik. De subjectieve toets (“een van de voornaamste doelen”) in combinatie met de brede beoordelingsvrijheid van de belastingautoriteiten resulteert in een norm die verder reikt dan puur formele vereisten. Belastingplichtigen moeten aantonen dat hun structuren en transacties een legitieme zakelijke grondslag hebben die in overeenstemming is met het doel en de strekking van het belastingverdrag om de toepassing van de PPT te ontgaan.

Het antwoord van Deepseek


De ruimte van het normvereiste bij de Principal Purpose Test (PPT): een juridische analyse

De Principal Purpose Test (PPT), een belangrijk instrument in het kader van anti-misbruikbepalingen in belastingverdragen (o.a. onder OECD-BEPS Actie 6), vereist een beoordeling van de hoofddoelstelling van een transactie of structuur. De vraag is hoe ruim dit normvereiste wordt geïnterpreteerd en welke juridische grondslagen hieraan ten grondslag liggen.

Juridische grondslag van de PPT

De PPT is opgenomen in veel moderne belastingverdragen (o.a. het OECD-Modelverdrag 2017, art. 29) en in de EU Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD, art. 6). De bepaling luidt in essentie:

“Een verdragsvoordeel wordt geweigerd als het redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van dat voordeel een hoofddoel was van de transactie of opzet.”

Bronnen:

  • OECD Model Tax Convention (2017), Article 29(9)
  • EU ATAD (Richtlijn 2016/1164), Artikel 6
  • Nederlandse implementatie (o.a. in belastingverdragen en nationale wetgeving)

Interpretatie van het normvereiste: ruim vs. restrictief?

De PPT kent een brede, opzetgerichte formulering, maar de precieze reikwijdte hangt af van:

De definitie van “hoofddoel” (principal purpose)

  • OECD Commentaar (par. 165 e.v.):
    Het gaat niet om een uitsluitend doel, maar om een dominant doel.
    Andere legitieme doelen sluiten misbruik niet per se uit als belastingvoordeel primair was.
  • Rechtspraak (o.a. Nederland, EU Hof van Justitie):
    Doelgerichte interpretatie: Niet alleen de juridische vorm, maar de economische realiteit telt (vgl. Halifax-zaak, C-255/02).
    Proportionele toetsing: Er moet een redelijke grond zijn om belastingvoordeel als hoofddoel aan te merken.

Bewijslast en feitelijke beoordeling

  • OECD-standpunt:
    De belastingplichtige hoeft niet per se kwade opzet te hebben, maar de objectieve strekking van de constructie telt.
  • Nederlandse praktijk:
    De Belastingdienst hanteert een “redelijkerwijs kunnen concluderen”-standaard (vgl. Hoge Raad 10-7-2020, ECLI:NL:HR:2020:1274).
    Indicatoren: Kunstmatigheid, gebrek aan commercieel nut, complexiteit zonder zakelijke reden.

Verhouding tot andere anti-misbruikregels

  • De PPT vult nationale GAARs (General Anti-Avoidance Rules) aan, maar is niet per se restrictiever.
  • In de EU geldt een sterke wisselwerking met de Halifax-doctrine (fraus legis).

Conclusie: hoe ruim is het normvereiste?

  • Ruim in toepassing:
    Geen strikt “enige doel”-vereiste, maar een dominant belastingmotief volstaat.
    Brede feitelijke beoordeling (niet alleen juridische vorm, maar economische context).
  • Beperkt door proportionaliteit:
    De PPT mag niet willekeurig worden toegepast (vgl. EHRM-jurisprudentie over rechtszekerheid).
    OECD-richtlijnen benadrukken dat legitieme structuren niet automatisch worden uitgesloten.

Praktische relevantie voor juristen

  • Due diligence moet aantonen dat belastingvoordeel niet het hoofddoel was.
  • Documentatie van zakelijke motieven is cruciaal (o.a. board resolutions, business case-analyses).
  • Rechtspraak blijft in ontwikkeling, met name in grensgevallen (bv. holdingstructuren, IP-boxregimes).

Literatuur & jurisprudentie:

  • OECD BEPS Final Report on Action 6 (2015)
  • Hoge Raad 10-7-2020 (ECLI:NL:HR:2020:1274)
  • EU Hof van Justitie, Halifax (C-255/02)

De PPT is dus breed geformuleerd maar niet onbegrensd, waarbij rechtspraak en OECD-richtlijnen de contouren bepalen.

Het antwoord van Qwen


Antwoord:

Het normvereiste bij toepassing van de Principal Purpose Test (PPT) is relatief breed en contextafhankelijk . Dit betekent dat er geen strakke formele criteria bestaan, maar dat de beoordeling voornamelijk afhangt van de feitelijke omstandigheden en de redelijke beoordeling van de belastingautoriteiten of rechterlijke instanties. Het normvereiste is gebaseerd op de formulering van de PPT in internationale verdragen, zoals het Multilateral Instrument (MLI) en de OECD-modelverdragen , en wordt nader uitgewerkt in jurisprudentie, commentaren en richtlijnen van de OECD.

Toelichting en juridische onderbouwing

Wat is de Principal Purpose Test (PPT)?

De PPT is een anti-misbruikclausule die in verschillende internationale belastingverdragen is opgenomen, met name als onderdeel van de implementatie van de Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-actieplannen van de OECD. De kern van de PPT is dat een belastingvoordeel (bijvoorbeeld een verlaagd tarief of vrijstelling) niet wordt toegekend indien het hoofddoel of één van de hoofddoelen van de structuur of transactie het verkrijgen van dat voordeel was, tenzij dit overeenkomt met de eigenlijke bedoeling van het verdrag.

De formulering van de PPT luidt vaak als volgt:

“Een voordelig regime wordt niet toegepast indien het verkrijgen van het belastingvoordeel, gelet op alle relevante feiten en omstandigheden, het hoofddoel of één van de hoofddoelen was van elke structuur of transactie die leidt tot dat voordeel.”

Breed normvereiste: interpretatie van de PPT

Het normvereiste bij toepassing van de PPT is breed omdat:

  • Geen vaststaande criteria : Er zijn geen strakke regels of drempelwaarden waarmee kan worden bepaald wanneer een doel “hoofddoel” is.
  • Contextgebonden : De beoordeling hangt af van de specifieke feiten en omstandigheden van de zaak, zoals de aard van de transactie, de motieven van de partijen en de economische substantie van de structuur.
  • Redelijke beoordeling : Belastingautoriteiten en rechters moeten een redelijke en billijke afweging maken, waarbij zowel de letter als de geest van het belastingverdrag worden meegewogen.

Dit brede normvereiste blijkt uit de volgende elementen:

“Hoofddoel of één van de hoofddoelen”

De PPT vereist dat het verkrijgen van het belastingvoordeel een belangrijk motief moet zijn geweest. Dit impliceert dat niet elk motief voldoende is, maar ook niet dat het belastingvoordeel het enige motief moet zijn. Dit laat ruimte voor interpretatie.

“Alle relevante feiten en omstandigheden”

De PPT eist een holistische benadering , waarbij alle aspecten van de transactie of structuur worden meegewogen. Dit omvat:

  • De commerciële redenen achter de transactie;
  • De economische substantie (bijvoorbeeld of er daadwerkelijk activiteiten plaatsvinden);
  • De mate waarin het belastingvoordeel een rol speelde in de besluitvorming.

OECD-commentaren

De commentaren bij de OECD-modelverdragen bieden richtlijnen voor de toepassing van de PPT. Deze commentaren benadrukken dat de PPT een doelgerichte interpretatie vereist, waarbij de focus ligt op de vraag of de structuur of transactie in lijn is met de eigenlijke bedoeling van het verdrag. Dit betekent dat de PPT niet automatisch van toepassing is op elke situatie waarin belastingvoordelen een rol spelen, maar alleen wanneer deze voordelen duidelijk misbruik vertonen.

Jurisprudentie en praktijk

In de praktijk wordt het normvereiste bij de PPT vaak getoetst aan de volgende criteria:

  • Commerciële substantie : Is er een daadwerkelijke zakelijke activiteit of is de structuur uitsluitend opgericht om belastingvoordelen te verkrijgen?
  • Tijdigheid : Wanneer is de structuur of transactie opgezet? Was dit voordat het belastingvoordeel werd ingevoerd, of pas daarna?
  • Proportionaliteit : In hoeverre staat het belastingvoordeel in verhouding tot de andere motieven voor de transactie?

Rechtspraak van nationale en internationale rechtbanken (zoals het Europese Hof van Justitie) heeft aangetoond dat de PPT niet mag worden gebruikt om legitieme belastingplanning uit te sluiten, maar wel om structuren tegen te gaan die duidelijk ontworpen zijn om misbruik te maken van verdragsbepalingen.

Voorbeelden van toepassing

  • Legitieme transactie : Een multinational richt een dochteronderneming op in een verdragsland om een nieuwe markt te betreden. Hoewel er belastingvoordelen zijn, is dit niet het hoofddoel, en voldoet de structuur aan de eigenlijke bedoeling van het verdrag.
  • Misbruik : Een holdingmaatschappij wordt opgericht in een verdragsland zonder substantiële activiteiten, uitsluitend om dividendbelasting te vermijden. Hier zou de PPT van toepassing kunnen zijn.

Conclusie

Het normvereiste bij toepassing van de PPT is breed en contextafhankelijk , omdat het gebaseerd is op een holistische afweging van alle relevante feiten en omstandigheden. Dit wordt ondersteund door de formulering van de PPT in internationale verdragen, de commentaren van de OECD en de rechtspraak. Het vereist een redelijke beoordeling van de belastingautoriteiten of rechters, waarbij zowel de letter als de geest van het verdrag worden meegewogen.

Antwoord: ⬛️ Het normvereiste bij de PPT is breed en contextafhankelijk, gebaseerd op de formulering in internationale verdragen, OECD-commentaren en jurisprudentie.

Gratis kennismaking met de Scheidingsdeskundige

Maak nu gratis kennis met de e-learings van de Scheidingsdeskundige. De cursus Pensioenafwikkeling bij scheiding is nu twee weken gratis opengesteld. Pensioenvoorzieningen maken een belangrijk onderdeel uit van het vermogen van cliënten. Bij scheidingen blijft dit onderwerp vaak onderbelicht. In veel gevallen wordt gekozen voor Lees meer

12 mei | 2025|
Advertentie

 

Ga naar de bovenkant