Op 1 mei jl. hebben de Rechtbank Amsterdam, de Amsterdamse Orde van Advocaten en de Praktizijns-Sociëteit een bijeenkomst georganiseerd met als thema De advocatuur in de Tweede Wereldoorlog.

Rechtbankpresident Bart van Meegen opende de bijeenkomst door op te merken dat hij blij is dat de plaquette met de namen van in de Tweede Wereldoorlog omgekomen advocaten nu weer in de advocatenkamer hangt.

Historicus Raymund Schütz ging in een lezing met name in op de verantwoordelijkheid van advocaten (en rechters en notarissen) om de rechtsstaat te blijven bewaken. Hierbij definieerde hij drie beroepsethische posities: de winstgemotiveerde jurist, de ethische jurist als principiële dienaar van de rechtsstaat en de pragmatische bestuurder. In zijn betoog werkte hij de verschillen nader uit.

Maurits Hes (kleinzoon van de vermoorde advocaat Maurits van Voolen) vertelde spontaan en uit de losse pols over zijn grootvader als advocaat die voor en tijdens de oorlog veel (Duitse) Joden heeft bijgestaan, hoe vervolgens het hele gezin is opgepakt en naar de kampen vervoerd en alleen zijn grootmoeder en zijn moeder de kampen hebben overleefd.

De Amsterdamse deken Jacqueline Schaap verhaalde de geschiedenis van de plaquette waarop Praktizijn-voorzitter Freerk Vermeulen deze tenslotte aan de vergadering toonde en de aanwezigen langs de plaquette konden lopen. De dochter, kleinkinderen, achterkleinkinderen en achterneef van Van Voolen waren aanwezig en waren ook aanwezig toen de plaquette weer werd opgehangen in de advocatenkamer waar hij een mooie plek heeft gekregen. De foto toont alle aanwezige familieleden.