Vito Shukrula
Waarom heb ik dit juridische boek gekozen?
Het betreft een boek uit de Zwitserse literatuur genaamd ‘De rechter en zijn beul’ en is geschreven door Friedrich Dürrenmatt. Op het eerste oog lijkt het boek een klassieke misdaadroman. Er is iemand (de heer Ulrich Schmied) om het leven gebracht en deze misdaad wordt door de politie onderzocht. Het onderzoek deugt echter van geen kant. De commissaris (de heer Bärlach) die het onderzoek leidt weet al snel wie de dader is en welk motief hij had maar de commissaris weigert deze informatie te delen met zijn ondergeschikten. Dit tot groot ongenoegen van ondergeschikte Tschanz.
Hierbij een passage uit het boek:
‘Tschanz keek de commissaris oplettend aan, stak een sigaret op en zei aarzelend: ‘Meneer Lutz vertelde me dat u een bepaald iemand verdenkt.’
‘Ja, dat is zo, Tschanz.’
‘Zou het misschien, omdat ik nu uw assistent in de zaak Schmied ben, niet beter zijn als u mij vertelde wie u verdenkt, commissaris Bärlach?’
‘U moet begrijpen,’ antwoordde Bärlach langzaam, even zorgvuldig over elk woord nadenkend als Tschanz,’die verdenking van mij is geen criminalistisch wetenschappelijke verdenking. Ik kan die op geen enkele manier rechtvaardigen. U hebt gezien hoe weinig ik weet. Ik heb eigenlijk alleen maar een idee wie als moordenaar in aanmerking zou kunnen komen, maar degene die het betreft moet de bewijzen dat hij het heeft gedaan nog leveren.’ ‘Hoe bedoelt u dat, commissaris?’ vroeg Tschanz.
Bärlach glimlachte. ‘Tja, ik moet wachten tot de aanwijzingen die zijn arrestatie rechtvaardigen tevoorschijn zijn gekomen.’ ‘Als ik met u moet samenwerken, moet ik weten op wie ik mijn onderzoek moet richten,’ verklaarde Tschanz beleefd. ‘Bovenal moeten we objectief blijven. Dat geldt voor mij, die iemand verdenkt, en voor u, die het concrete onderzoek gaat doen. Of mijn verdenking bevestigd zal worden, weet ik niet. Ik wacht uw onderzoek af. U moet vaststellen wie Schmied heeft vermoord, zonder er rekening mee te houden dat ik een bepaald iemand verdenk. Als degene die ik verdenk de moordenaar is, zult u zelf op hem stuiten, zij het anders dan ik op een onberispelijke, wetenschappelijke manier; als hij het niet is, zult u de juiste man hebben gevonden, en dan zal het niet nodig zijn geweest de naam te kennen van de man die ik ten onrechte heb verdacht.’ Ze zwegen een poosje, toen vroeg Bärlach: ‘Bent u het eens met onze werkwijze?’
Het betreft weliswaar een roman maar de waarde van dit boek voor het strafrecht mag allerminst worden onderschat.
Deze “whodunnit” leert je dat je als jurist ruggengraat moet tonen en niet te gemakkelijk moet meegaan met één versie van de gebeurtenissen maar constant jezelf moet blijven afvragen of het ook anders kan zijn gegaan.
Het boek gaat er eigenlijk over dat je steeds kritisch out of the box moet blijven denken want het plot komt als een volkomen verrassing.
Je vraagt je bij het lezen van het boek steeds af hoe je iets moet duiden. Dat zou je je ook als advocaat moeten afvragen bij het lezen van een procesdossier.
Ook in de Nederlandse strafpraktijk kan het voorkomen dat de politie in een strafzaak van meet af aan een idee heeft wie de dader is geweest. Meer dan eens komt het voor dat de politie het onderzoek vervolgens zó uitvoert en het dossier zó opbouwt dat de onoplettende lezer van dat dossier ook het idee krijgt dat de persoon welke de politie op het oog heeft de dader moet zijn geweest. Een goed advocaat zal echter ten allen tijden een dossier kritisch lezen en zich afvragen of de politie soms iets over het hoofd heeft gezien.
Wat is mijn meest bijzondere bibliotheekherinnering?
Een aantal jaar geleden stond ik eens iemand bij die werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie. Terwijl ik langs de kasten van de Praktizijn struinde viel mijn oog op het boek ‘Deelname aan een criminele organisatie’ van A.N. Kesteloo. Eureka! In dit boek vond ik jurisprudentie welke er mede voor gezorgd heeft dat deze cliënt werd vrijgelaten.
Het geboefte moest eens weten dat de sleutel tot hun vrijheid maar al te vaak in de Praktizijn voor het oprapen lag! Een plek die zij zelf – in vrijheid – helaas maar al te vaak overslaan. In 2 stappen langs een willekeurige boekenkast van de Praktizijn heb je al meer op je netvlies dan 5 Google zoekvragen bij elkaar!
Waarom ben ik lid van de Praktizijn?
Onder zachte doch dwingende hand van mr. Alexander Gerbrandij ben ik lid geworden van de Praktizijn. Hij heeft daar zo ongeveer 2 jaar gewerkt en leerde mij de waarde onderkennen van de Praktizijn. Mr. Gerbrandij attendeerde mij erop dat het systeem van de Praktizijn heel adequaat was bij het vinden van juridische literatuur.
Menig advocaat begaf zich in het verleden vluchtig in de praktizijn om zich daar van een toga te voorzien. Als je daar iets langer zou vertoeven en eens een kijkje zou nemen tussen de rijen boeken dan zal je ervaren dat de Praktizijn zoveel meer te bieden heeft. Niet alles is te vinden op Google. Hoe sterk is een pleidooi zonder enige verwijzing naar rechtswetenschappelijke literatuur? Menigmaal heb ik in de Praktizijn de juridische bouwstenen gevonden welke ik nodig had ter onderbouwing van mijn verweer.
De Praktizijn biedt de advocatuur de mogelijkheid om hulp te vragen aan mensen die dat al jaren dag in dag uit doen. Als advocaat wil je je tijd effectief besteden. Dat lukt bij uitstek in de Praktizijn!