Bart van Tuinen

Bart van Tuinen is advocaat sinds 1996. Na zijn stage in de algemene rechtspraktijk verleent hij met hart en ziel rechtsbijstand aan verdachten in strafzaken. Op het kantoor van de bekende Amsterdamse strafpleiter wijlen mr. Fred Staehle leerde hij de fijne kneepjes van het vak. Van 2008 tot en met 2020 was hij lid van de maatschap Aves Advocaten. Sinds begin 2020 voert hij zelfstandig praktijk in samenwerking met Ketting Strafadvocatuur en heeft hij zich meer en meer toegelegd op de juridische bijstand aan de Nederlandse beroepsvissers en beroepsvaart.

 

Waarom heb ik dit juridische boek gekozen?
Het leek mij een niet al te lastig verzoek van De Praktizijn. Het beantwoorden van drie vragen hoefde toch niet meer dan een uur van mijn tijd te kosten. Zoals vaker de laatste tijd liep het anders dan gedacht. Staand voor mijn boekenkast speurde ik langs de ruggen op zoek naar mijn favoriete juridische boek. Ik probeerde mij te focussen, maar dwaalde, bij het zien van allerlei kroonjuwelen, af. Daar zat ik met Frits van Egters en zijn ouders op zondagavond aan de maaltijd en belandde ik een uur later met Maarten Koning op het Amsterdamse Bureau. Van staan naar zitten, bril op en bril af. Elsschot, Hermans, Slauerhoff, Cremer en Deelder kwamen voorbij. Alles prachtig en het ene boek nog mooier dan het andere, maar erg juridisch was het allemaal niet en daar vloog de tijd voorbij.

In mijn vrije tijd lees ik graag, maar dan liever geen rechtswetenschappelijke verhandelingen in boekvorm. Die lees ik natuurlijk wel als ik mij voorbereid op een strafzaak. ‘De Rode Kluwers’ en het ‘Handboek Verdediging’ liggen altijd opengeslagen op mijn bureau. Zij zijn, zo u wilt, mijn favoriete juridische boeken. Maar omdat zij behoren tot het vaste gereedschap van iedere strafrechtadvocaat en ik mij er toch niet al te gemakkelijk vanaf wilde maken, zocht ik verder.

Bij de studieboeken vond ik ‘Daderschap en Deelneming’ onder redactie van mr. drs. J.L. van der Neut. In gedachten keerde ik terug naar de colleges verkeersstrafrecht, die Van der Neut in mijn Groningse studententijd verzorgde. Op het politiebureau werd op een koude novemberavond uitleg gegeven over de ademanalysetest. Daar moest bij gedronken worden, niet zo’n beetje ook. Aan het eind van de seance bracht ik hem, zingend op mijn bagagedrager, schommelend naar een vergeten bestemming. Hij was mijn favoriete docent, maar daarmee is ‘Daderschap en Deelneming’, hoe bruikbaar voor de strafpraktijk ook, nog niet mijn favoriete juridische boek.

“En hoe juridisch moest dat boek eigenlijk zijn?” dacht ik toen ik met het boek van Kees Sluys over het leven van Prof. Dr. Herman Bianchi in mijn hand stond. Erg inspirerend hoe deze Don Quichot onder de criminologen bleef vasthouden aan zijn mantra dat gevangenisstraf volstrekt contraproductief werkt, niets anders is dan het bestrijden van kwaad met kwaad en zo snel mogelijk dient te worden afgeschaft. Daar kun je als strafpleiter wel iets mee. Mijn favoriete juridische boek misschien nog niet, maar hier wel het vermelden waard, vind ik.
Toen trof ik een reeks bundels van Jan Leijten in mijn kast. ‘Brullen als een nachtegaal’, ‘De achterkant van het recht’ en ‘De eenzaamheid van de inbreker’. Hierin geen ingewikkelde juridische verhandelingen, maar prachtige essays over het recht en een diversiteit aan maatschappelijke onderwerpen. Mijn favoriete advocaat-generaal bovendien, omdat hij de kunst verstond om in zijn conclusies saaie onderwerpen toch zeer helder, boeiend en humoristisch te verduidelijken. Als voorbeeld draag ik aan NJ 1995,329. Helder, boeiend en humoristisch en dat in een conclusie van de advocaat-generaal; kom daar vandaag de dag nog maar eens om. Om Jan Leijten voor al die leesvreugde postuum te danken, kies ik als favoriet juridisch boek – een beetje ‘ienemienemutte’- “Brullen als een Nachtegaal”. Dat het geen slaapverwekkend rechtswetenschappelijk werk is en dat Harmen Meijerink hem op deze plek al eerder in het zonnetje heeft gezet, zie ik als een pre.

Wat is mijn meest bijzondere bibliotheekherinnering?
Deze deed ik op in Washington D.C. waar ik aan het begin van de jaren ’90 stage liep bij twee strafrechtkantoren. Het ene kantoor bevond zich een blok verwijderd van het Witte Huis, het andere in een achterstandsbuurt. Op het eerste kantoor waren uitsluitend betalende cliënten, op het andere uitsluitend pro deo zaken. Veel tijd bracht ik door in de Georgetown Law Library, waar ik de zittingen probeerde voor te bereiden en (in het ‘Facetimeloze’ tijdperk) brieven aan mijn toenmalige vriendin/mijn huidige echtgenote schreef. Een bibliotheek, zoals je die uit Amerikaanse films kent: indrukwekkend groot, veel houtwerk en hardwerkende studenten.

Waarom ben ik lid van de Praktizijn?
De Praktizijns-Sociëteit is binnen het gerechtsgebouw een baken van rust. Een plek waar je als advocaat alles kunt vinden wat je zoekt, al dan niet met behulp van de aardige medewerkers. Niet zelden vraag ik één van hen om mij te voorzien van literatuur over een bepaald – voor mij ingewikkeld – onderwerp. Niet veel later krijg ik van hem of haar de eerste boeken op mijn tafel gelegd. Vorige week kreeg ik nog de vraag of ik ook een kop koffie wilde. Veel meer te wensen heb ik dan niet.

www.vantuinenadvocatuur.nl/