Willem Jebbink

Willem Jebbink (1968) is strafrechtadvocaat. Hij heeft een bijzondere focus op mensenrechten en cassatiezaken en richtte samen met Jeroen Soeteman in 2009 Jebbink Soeteman advocaten op.

 

Waarom heb ik dit juridische boek gekozen?
In 2007 betoogde ik in een politierechterzaak dat de vaste rechtspraak van de ‘Zeijense nachtbrakerleer’ over de kop moest. Mijn cliënt had zich als demonstrant vastgeketend aan de Betuwespoorlijn en werd vervolgd omdat hij een verwijderingsbevel van de politie niet had opgevolgd. In de zaak van de Zeijense nachtbraker had in 1961 de Hoge Raad uitgemaakt dat verwijderingsbevelen reeds wegens de in de wet neergelegde algemene politietaak voldoende legitieme basis hadden. De politierechter in de Betuwezaak had naar mijn revolutionair gekante pleidooi geen oren. Het verweer werd verworpen en kort daarna weigerde het gerechtshof ook nog eens verlof voor hoger beroep. Mijn cliënt was veroordeeld en uitgerangeerd. Slechts een paar maanden later, in januari 2008, ging in een andere zaak de Hoge Raad om.

Ik ben een groot voorstander van het kritisch blijven beschouwen van vaste jurisprudentie. (Ik roep wel eens dat ‘overzichtsarresten’ van de Hoge Raad dictatoriaal zijn en dat je je daarvan – alleen al om die reden – niets moet aantrekken.) Wat de vastgeroeste Zeijense nachtbrakerleer betreft hing de omslag van 2008 al in de lucht: Corstens was in zijn Het Nederlands strafprocesrecht kritisch over deze leer (Inderdaad niet het minder welluidende ‘het Nederlandse strafprocesrecht’. Corstens gaf het strafprocesrecht – en daarmee zijn boek – wat meer statigheid). Rechtstatelijk was dat terecht: het moet immers niet zo zijn dat ieder bevel dat in een politieambtenaar verzint bij niet-opvolging leidt tot een strafbaarheid wegens misdrijf.

Mijn vooruitziende blik was dus ontleend aan het handboek van Corstens, destijds ook de president van de Hoge Raad. Een goede bron dus van afwijkende opvattingen. Het is meer dan aannemelijk dat destijds Corstens zijn collega’s in de Hoge Raad heeft overtuigd van zijn standpunt.

Inmiddels is Het Nederlands strafprocesrecht bewerkt door Matthias Borgers en Tijs Kooijmans, de eerste al langere tijd raadsheer in de Hoge Raad en de tweede binnenkort ook. Het schijnt dat Borgers, nadat hij zijn eerste bewerking voltooide, met opluchting uitsprak nu ‘alles’ te weten. Het is alleen al daarom nuttig dit boek met regelmaat te raadplegen. Inderdaad biedt het een geweldige schat aan informatie, ook op detailniveau. Maar lezing en herlezing is nog meer van belang omdat context wordt geboden. Advocaten zijn tegenwoordig meer en meer gewend boeken links te laten liggen en te varen op zoekmachines die informatie gericht ontsluit. Het nadeel daarvan is ongewilde tunnelvisie. Aanpalende, mogelijk relevante onderwerpen blijven buiten het zicht van een al te gefocuste blik, waardoor men niet ‘out of the box’ van een door politie en OM gemoduleerd strafdossier belandt. Dat gaat ten koste van creatieve verweren. Die vluchtigheid weekt het bewustzijn ook los van de fundamenten. Ieder onderwerp waarmee we in het recht te maken hebben is terug te voeren op grondrechten. In de uitleg daarvan staart de juridische oplossing van de zaak de advocaat soms ziende blind aan.

Over fundamentele rechten gesproken: mijn Betuwecliënt vroeg mij, nadat verlof was geweigerd, of hij op hoger beroep niet het recht had. Maar natuurlijk: het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten garandeert een iedere veroordeelde het recht op een hogere instantie. Daarom legden we de zaak voor aan het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties en mondde zij alsnog uit in een overwinning en tegelijkertijd een afgang voor Nederland. ‘Het Human Rights Committee (HRC) heeft in een view van 27 juli 2010 een verlofbeslissing ex art. 410a in strijd met art. 14 lid 5 IVBPR geoordeeld’. Aldus Corstens/Borgers/Kooijmans, Het Nederlands strafprocesrecht, 2018, hoofdstuk XVII.2 en voetnoot 68.

Wat is mijn meest bijzondere bibliotheekherinnering?
Een paar jaar geleden was ik voornemens een artikeltje te schrijven over het absurde mechanisme in onze rechtspraak om ‘illegaal’ verklaarde medemensen, die wegens hun verblijf in Nederland worden veroordeeld, daarvoor gevangenisstraf op te leggen. Dan immers blijven zij nog langer. Maar bovenal behoort – vind ik – geen mens van vrijheid te worden beroofd om de enkele reden dat hij of zij op de verkeerde plek is geboren. Toen ik de medewerker van de Praktizijns vroeg om wetsgeschiedenis van vlak na de Bataafse en Franse tijd over bestraffing van landlopers, vroeg hij of ik bezig was met een dissertatie. Ik wilde alleen maar tot het gaatje gaan.

Waarom ben ik lid van de Praktizijn?
We hebben op kantoor een aardig omvangrijke bibliotheek. Uit antiquariaten duikelen we af en toe strafrechtelijke feestbundels op. Tegenwoordig is natuurlijk veel informatie beschikbaar in zoekmachines en op internet. Maar uitputtende rechtsgeleerde literatuur is onmisbaar in de rechtspraktijk. Al was het maar om de overstelpende hoeveelheid data op internetsites te kunnen duiden en verwerken. De bibliothecarissen zijn altijd minstens zo enthousiast over juridische bronnen als ikzelf. Overduidelijk geeft het vak van bibliothecaris in de Praktizijn veel voldoening: ik heb nog nooit chagrijn ontmoet.

jebbinksoeteman.nl

Dit boek is beschikbaar
in de Praktizijnsbibliotheek