Robert van Galen
Hij vertegenwoordigt Nederland in Werkgroep V van de UNCITRAL, is fellow van het American College of Bankruptcy en is voorzitter geweest van de Amsterdamse Praktizijns-Sociëteit. Robert is ook voorzitter geweest van de Europese vereniging voor insolventiespecialisten INSOL Europe en van de Nederlandse Vereniging voor Insolventierechtadvocaten INSOLAD.
Waarom heb ik dit juridische boek gekozen?
Ik vind het niet gemakkelijk om één favoriet juridisch boek te noemen. Daarom noem ik er drie.
Ten eerste is er The Concept of Law van H.L.A. Hart. Het is een klassieker. Je zou Hart de Popper van de Engelse rechtstheorie kunnen noemen. Een zeer analytische benadering van het recht en van de relatie tussen recht en moraal. Hoewel het boek al van 1961 dateert wordt het in Engeland nog steeds veel gelezen. Voor fundamentele vragen over het recht is het heel boeiend.
Het tweede boek dat ik zou willen noemen is het proefschrift van Van Schilfgaarde over toerekening van rechtshandelingen. Het is niet een heel dik boek, maar het illustreert de originaliteit van Van Schilfgaarde. Met name de gedachte dat je bij een vertegenwoordigingsrelatie toch altijd sommige elementen zult toerekenen aan de vertegenwoordiger en sommige aan de vertegenwoordigde vond ik heel interessant. Het proefschrift telt slechts 184 bladzijden en is heel origineel. Dat Van Schilfgaarde nooit in de Hoge Raad beland is vind ik merkwaardig.
Het derde boek dat ik zou willen noemen is het commentaar op de Europese Insolventieverordening van Virgós en Garcimartín, twee Spanjaarden. Het dateert van 2003. Er zijn daarna nog veel andere commentaren op die verordening verschenen, maar dit boek verliest niet aan belang. Ook dit is geen dik boek maar het aardige ervan is dat het zich focust op een groot aantal vragen waarop in de literatuur en rechtspraak nog geen antwoord gegeven was en deels ook nog niet gegeven is. Vaak zie je dat zulke commentaren de onbeantwoorde vragen juist uit de weg gaan, maar dat is hier dus niet het geval. Het boek is nog steeds van grote waarde en daartoe draagt zeker ook het gezag van Virgós bij die samen met Schmit het verklarend rapport heeft geschreven bij deze verordening toen deze nog de vorm had van een concept verdrag tussen de EU-lidstaten.
Wat is mijn meest bijzondere bibliotheekherinnering?
Mijn meest bijzondere bibliotheekherinnering heeft te maken met een onderzoek dat ik ooit deed naar wijzigingen in de Faillisementswet. Op een gegeven moment werd de arbeidswetgeving herzien en ik heb toen daarvan de kamerverslagen gelezen. Het was toch wel heel boeiend om daar Troelstra aan het woord te zien. Zo’n Tweede Kamer van meer dan honderd jaar geleden komt dan echt tot leven. Maar nog leuker vond ik om de ontwikkeling van zo’n Tweede Kamer in de loop der tijd te zien.
Waarom ben ik lid van de Praktizijn?
Het antwoord op de vraag waarom ik lid ben van de Praktizijn is eigenlijk heel eenvoudig. Ik werk bij een groot kantoor en daar zijn wij collectief lid. Ik vind ook dat Amsterdamse advocaten allemaal lid zouden moeten zijn. De praktizijn heeft enerzijds natuurlijk een lange traditie, maar ontwikkelt zich anderzijds tot een fantastisch juridisch documentatiecentrum. Om een procedure goed te kunnen voeren is het nu eenmaal belangrijk om goed onderzoek te kunnen doen en de Praktizijn biedt daar geweldige mogelijkheden voor. Het is een uniek instituut van ons allen voor ons allen en ik wens de Praktizijn nog een lange vruchtbare toekomst toe.